ECLI:NL:RBDHA:2018:1502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
09/114861-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand ex artikel 591a Sv in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2018 een verzoek behandeld van een gewezen verdachte, die om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand vroeg. Het verzoek was ingediend op 20 juli 2017 en betrof een bedrag van € 6.834,67. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker op 20 april 2017 is geëindigd met een vrijspraak door de politierechter. De verzoeker heeft in raadkamer aangevoerd dat zijn advocaat de gedeclareerde uren volledig aan zijn zaak heeft besteed en dat hij zich heeft ingehouden met het schrijven van uren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de helft van het verzochte bedrag, omdat het aantal gedeclareerde uren niet in verhouding staat tot de ernst en omvang van de zaak.

De rechtbank heeft de aard en complexiteit van de zaak beoordeeld. De zaak betrof relatief eenvoudige feiten, zoals huisvredebreuk, diefstal en vernieling, en het dossier bestond uit 40 pagina’s, waarvan 15 pagina’s over personalia gingen. De raadsman heeft in totaal 32 uur aan de zaak besteed, maar de rechtbank oordeelde dat dit aantal niet in verhouding staat tot de eenvoud van de zaak. Daarom heeft de rechtbank besloten om de kosten voor rechtsbijstand naar billijkheid toe te wijzen tot een bedrag van € 3.500,-, en het meer verzochte bedrag afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de toekenning van een vergoeding voor rechtsbijstand op basis van artikel 591a lid 2 Sv alleen plaatsvindt indien er gronden van billijkheid aanwezig zijn. In dit geval heeft de rechtbank deze gronden aanwezig geacht, maar niet in de volle omvang van het verzochte bedrag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/114861-16
Kenmerk RK: 17/2982
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 20 juli 2017, strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten van zijn raadsman tot een bedrag van in totaal € 6.834,67.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft dit verzoek op 30 januari 2018 in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in raadkamer gehoord.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het idee heeft dat de advocaat de gedeclareerde uren volledig aan zijn zaak heeft besteed en de advocaat zich nog heeft ingehouden met het schrijven van uren.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van de helft van het verzochte bedrag, nu het aantal gedeclareerde uren niet in verhouding is met de ernst en omvang van de zaak.

Beoordeling van het verzoek.

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een inmiddels onherroepelijk vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 20 april 2017, waarbij verzoeker is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek en het verzoek is tijdig ingekomen.
Kosten rechtsbijstand
Op grond van artikel 591a lid 2 Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel een vergoeding worden toegekend voor de kosten van rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 90 Sv heeft toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een bedrag toe te kennen als vergoeding voor de kosten van de raadsman. Gelet op de aard, omvang en complexiteit van de zaak, zal de rechtbank niet het volledige verzochte bedrag toewijzen.
Vooropgesteld moet worden dat het in deze zaak ging om de verdenking van relatief eenvoudige feiten, namelijk huisvredebreuk, diefstal en vernieling. Het betreft een dossier van 40 pagina’s, waarvan 15 pagina’s zien op personalia.
Er is door de raadsman in totaal 32 uur besteed aan deze zaak, bestaande uit (in totaal) bijna 9 uur jurisprudentie en literatuur onderzoek, 5,5 uur voor het opstellen van een sepotverzoek, 3,5 uur voor studie van het strafdossier en 5,75 uur voor het opstellen van de pleitnota en het preliminair verweer. Naar het oordeel van de rechtbank staat het aantal gedeclareerde uren niet in verhouding tot de eenvoud en omvang van de zaak. De rechtbank acht het dan ook niet billijk dat al deze kosten voor rekening van de Staat komen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de kosten voor rechtsbijstand naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 3.500,-.

Beslissing.

De rechtbank:
- kent aan verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 3.500,- (zegge: VIJFENDERTIGHONDERD euro);
- wijst het meer verzochte af.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. N.F.H. van Eijk, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem en J. Roodenburg, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2018.