ECLI:NL:RBDHA:2018:1502
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand ex artikel 591a Sv in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2018 een verzoek behandeld van een gewezen verdachte, die om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand vroeg. Het verzoek was ingediend op 20 juli 2017 en betrof een bedrag van € 6.834,67. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker op 20 april 2017 is geëindigd met een vrijspraak door de politierechter. De verzoeker heeft in raadkamer aangevoerd dat zijn advocaat de gedeclareerde uren volledig aan zijn zaak heeft besteed en dat hij zich heeft ingehouden met het schrijven van uren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de helft van het verzochte bedrag, omdat het aantal gedeclareerde uren niet in verhouding staat tot de ernst en omvang van de zaak.
De rechtbank heeft de aard en complexiteit van de zaak beoordeeld. De zaak betrof relatief eenvoudige feiten, zoals huisvredebreuk, diefstal en vernieling, en het dossier bestond uit 40 pagina’s, waarvan 15 pagina’s over personalia gingen. De raadsman heeft in totaal 32 uur aan de zaak besteed, maar de rechtbank oordeelde dat dit aantal niet in verhouding staat tot de eenvoud van de zaak. Daarom heeft de rechtbank besloten om de kosten voor rechtsbijstand naar billijkheid toe te wijzen tot een bedrag van € 3.500,-, en het meer verzochte bedrag afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de toekenning van een vergoeding voor rechtsbijstand op basis van artikel 591a lid 2 Sv alleen plaatsvindt indien er gronden van billijkheid aanwezig zijn. In dit geval heeft de rechtbank deze gronden aanwezig geacht, maar niet in de volle omvang van het verzochte bedrag.