ECLI:NL:RBDHA:2018:15002
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van economische motieven en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de eiser enkel economische motieven aan zijn asielaanvraag ten grondslag had gelegd. De eiser heeft aangevoerd dat hij Marokko heeft verlaten vanwege een conflict met zijn tante en het ontbreken van identificerende documenten, waardoor hij niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt in aanmerking te komen voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn identiteit en herkomst, en dat hij niet heeft aangetoond dat hij niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien in Marokko. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat Marokko als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat de door de eiser ingebrachte landeninformatie niet wezenlijk afwijkt van eerdere oordelen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.