Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2018 in de zaak tussen
[eiser] te [woonplaasts buitenland] , eiser
het CAK, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, een Amerikaanse staatsburger die in het Verenigd Koninkrijk woont, en het CAK, dat als verweerder optreedt. De zaak betreft de vaststelling van de definitieve jaarrekening van de buitenlandbijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2016. Eiser ontving een AOW-uitkering en pensioen uit de Verenigde Staten en was van mening dat de bijdrage die hij verschuldigd was, niet hoger mocht zijn dan het Nederlands jaarinkomen. Het primaire besluit van het CAK, waarin de buitenlandbijdrage werd vastgesteld op € 4.774,97, werd door eiser bestreden. Eiser stelde dat de wijziging in de maximering van de bijdrageplicht niet correct was toegepast en dat hij niet goed was geïnformeerd over de wijziging in de regelgeving. De rechtbank overwoog dat de regelgeving met betrekking tot de bijdrageplicht niet was gewijzigd en dat het CAK de bijdrage op basis van de nieuwe verordening correct had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de wijziging in de gedragslijn van het CAK in overeenstemming was met de geldende Europese regelgeving. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.