ECLI:NL:RBDHA:2018:14785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
SGR 18/3879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan belanghebbendheid in omgevingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een omgevingsvergunning. Eiseres, een betoncentrale gevestigd op een industrieterrein, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde partij voor de bouw van woningen en appartementen. Eiseres stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat de vergunning gevolgen zou hebben voor haar bedrijf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van het gebruik dat het bestreden besluit toestaat. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de geluidbelasting en de afstand tussen het bedrijf van eiseres en het bouwproject. De rechtbank concludeert dat de afname van geluidruimte die voortvloeit uit het bestreden besluit, te verwaarlozen is en dat eiseres daarom niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/3879

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Kleemans),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]
(hierna tezamen aangeduid als: vergunninghoudster), te [plaats]
(gemachtigden: mr. M.H.J. van Driel en mr. T. Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [derde-partij 1] een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van 48 eengezinswoningen en
1 parkeergarage (fase 2 [fase 2]) en 2 woongebouwen voor 115 appartementen met commerciële ruimten (fase 3 [fase 3]) ter plaatse van de te slopen bedrijfsruimte [adres 1] [3].
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij brief 4 juli 2018 de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) als deskundige benoemd en de STAB verzocht om de rechtbank over het beroep te adviseren met betrekking tot het aspect geluid.
Vergunninghoudster heeft een zienswijze ingediend.
De STAB heeft op 17 september 2018 een deskundigenbericht uitgebracht.
Partijen hebben hun zienswijze op voornoemd deskundigenbericht uitgebracht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2018. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [persoon 1] en [persoon 2], beiden werkzaam bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, vergezeld door [persoon 3], werkzaam bij [bedrijf 1], en [persoon 4], werkzaam bij [bedrijf 2]. Namens de STAB zijn verschenen A.J. Verheijke en J.M. Legierse.

Overwegingen

1.1.
Voorafgaand aan de onderhavige vergunningverlening heeft verweerder bij besluit van 11 april 2017 een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van het voormalig kantoorgebouw ‘[kantoorgebouw]’ naar een appartementencomplex met 73 appartementen (fase 1 [fase 1]) ter plaatse van de [adres 1] [1] en [2]. In verband hiermee heeft verweerder tevens bij besluit van 29 maart 2017 hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld. Tegen voornoemde besluiten zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze thans in rechte vaststaan.
1.2.
[derde-partij 1] heeft op 23 december 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van fase 2 [fase 2] en fase 3 [fase 3] ter plaatse van het te slopen Sdu-gebouw aan de [adres 1] [3] (het bouwplan). De aanvraag omvat de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’. Verweerder heeft op de voorbereiding van het bestreden besluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. Het ontwerpbesluit en de daarbij behorende bescheiden hebben met ingang van 29 december 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
1.3.
Eiseres is gevestigd op het gezoneerde industrieterrein [industrieterrein]-Zuid en exploiteert op het perceel aan de [adres 2] te [plaats] een betoncentrale. De afstand tussen het hart van het bedrijf van eiseres en het dichtstbijzijnde ontvangerpunt op de bepalende gevel van het bouwplan is circa 600 meter. Eiseres heeft tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbesluit een zienswijze ingediend.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en – onder verwijzing naar de ruimtelijke onderbouwing van 13 december 2017 – overwogen dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. In reactie op de door eiseres ingediende zienswijze heeft verweerder voorts uiteengezet dat de maximaal toelaatbare etmaalwaarde voor geluidbelasting binnen het plangebied 50 dB(A) betreft, hetgeen zonder de afronding conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (Handleiding) in het zonebeheermodel neerkomt op 50,54 dB(A). De geluidbelasting op het plan ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein waarop eiseres is gevestigd bedraagt hooguit 50,46 dB(A) etmaalwaarde. Dit betekent dat voor alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein nog een geluidruimte van 0,08 dB resteert voor toekomstige ontwikkelingen.
3. De STAB heeft in zijn deskundigenbericht van 17 september 2018 ten aanzien van de door verweerder berekende geluidruimte voor toekomstige ontwikkelingen overwogen dat de afrondingsregels uit de Handleiding, waarin wordt verwezen naar de norm NEN 1047, niet juist zijn toegepast. De STAB stelt dat, indien conform de Handleiding gerekend wordt, de maximaal toelaatbare etmaalwaarde voor geluidbelasting binnen het plangebied zonder afronding 50,50 dB(A) bedraagt. Dit brengt volgens de STAB mee dat voor de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein nog een geluidruimte van 0,04 dB resteert voor toekomstige ontwikkelingen. Deze ruimte acht de STAB marginaal, waarbij tevens wordt geconcludeerd dat met de realisatie van het bouwplan (fase 2&3) de eerder nog beschikbare geluidruimte van 0,05 dB ten gevolge van de vaststelling van de hogere grenswaarde voor fase 1 verder wordt verkleind. De STAB merkt daarbij op dat de eerder beschikbare geluidruimte van 0,05 dB ook al marginaal was.
3. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of eiseres belanghebbende is zoals bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
3.1.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271) is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij de factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
3.3.
De rechtbank is met vergunninghoudster van oordeel dat eiseres geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van het gebruik dat het bestreden besluit toestaat. Daartoe wordt overwogen dat als gevolg van de eerder verleende omgevingsvergunning van 11 april 2017 (fase 1 [fase 1]) en de in verband hiermee vastgestelde hogere grenswaarden voor de industriële activiteiten op het industrieterrein [industrieterrein]-Zuid nog een geluidruimte van 0,05 dB resteert. Vanwege het bestreden besluit is, rekening houdend met de conclusies van de STAB, deze geluidruimte verder beperkt tot 0,04 dB. Dit betekent dat in de onderhavige beroepsprocedure slechts een afname van de geluidruimte van 0,01 dB in geding is. Vergunninghoudster heeft onder overlegging van een notitie van [persoon 4] van [bedrijf 2] onweersproken gesteld dat deze afname in geluidruimte voor het bedrijf van eiseres concreet zou neerkomen op het geluid dat wordt geproduceerd door één vierde shovel of vrachtwagen. De STAB heeft dit ter zitting desgevraagd bevestigd. Nog daargelaten dat niet is gesteld of gebleken dat eiseres concrete uitbreidingsplannen heeft, is de rechtbank van oordeel dat deze zeer beperkte afname van geluidruimte geen gevolgen van enige betekenis heeft voor een eventuele toekomstige uitbreiding door eiseres. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat indien zij niet de STAB, maar de conclusie van verweerder over de afronding van de maximaal toelaatbare etmaalwaarde voor geluidbelasting zou volgen, het bestreden besluit zelfs in het geheel geen gevolgen voor eiseres heeft, omdat de door verweerder berekende resterende geluidruimte van 0,08 dB niet kan worden benut door de beperkte geluidruimte van 0,05 dB ten gevolge van de omgevingsvergunning van 11 april 2017 voor fase 1 en de in verband hiermee vastgestelde hogere geluidswaarden.
4. Gelet op het voorgaande is eiseres geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Hammer, voorzitter, en mr. D.R. van der Meer en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in aanwezigheid van mr. F.M.E. Schulmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (Chw) is op het hoger beroep van toepassing. Het beroepschrift dient de beroepsgronden te vermelden. Indien een beroepschrift zonder beroepsgronden wordt ingediend, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard als binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend. Op grond van artikel 1.6a van de Chw kunnen na de genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.