ECLI:NL:RBDHA:2018:14767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
NL18.19760 NL18.19763 NL18.19765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen en overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in drie samenhangende asielzaken van Moldavische eisers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De eisers hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen werden door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien de eisers daar eerder asiel hadden aangevraagd en deze aanvragen waren afgewezen. Duitsland had ingestemd met de terugname van de eisers, wat de rechtbank als voldoende basis beschouwde om de aanvragen niet inhoudelijk te behandelen in Nederland.

De rechtbank overwoog dat de eisers niet konden aantonen dat hun asielaanvragen in Duitsland niet op een juiste manier behandeld zouden worden. De eisers voerden aan dat Duitsland hun asielclaim eerder niet had gehonoreerd en dat zij medische zorg nodig hadden die niet in Duitsland zou kunnen worden geboden. De rechtbank oordeelde echter dat Duitsland, op basis van de Europese asielrichtlijnen, verplicht was om medisch noodzakelijke zorg te bieden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de asielaanvragen in Nederland te behandelen en verklaarde de beroepen ongegrond.

De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eisers kregen de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, S.A.K. Kurvink, en is digitaal ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.19760, NL18.19763 en NL18.19765
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
eiseres,
[naam 2],
geboren op [geboortedatum 3] ,
eiser,
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 4] ,
eiseres 2,
mede namens de minderjarige kinderen van eiser en eiseres 2:
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
[naam 5],
geboren op [geboortedatum 5] , en
[naam 6],
geboren op [geboortedatum 6] ,
allen van Moldavische nationaliteit,
hierna te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 23 oktober 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep (NL18.19761, NL18.19764 en NL18.19766)
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de voorzieningen, plaatsgevonden op 29 november 2018. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers, omdat zij daar eerder asiel hebben gevraagd, welke aanvragen daar zijn afgewezen. Duitsland heeft ingestemd met terugname van eisers.
2. Eisers zijn het niet eens met overdracht aan Duitsland, omdat dat land hun asielclaim eerder niet heeft gehonoreerd. De vraag of eisers voor asielrechtelijke bescherming in aanmerking komen is echter niet aan de orde in deze procedure.
Temeer nu Duitsland heeft ingestemd met terugname moet ervan uit worden gegaan dat de asielaanvragen daar zullen worden behandeld met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Kwalificatierichtlijn [1] . Eisers hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Voor zover zij na overdracht aan Duitsland van mening zijn dat Duitsland hierin tegenover hen tekortschiet, kunnen zij hierover klagen bij de Duitse instanties.
3. Verweerder heeft in de eerdere afwijzing van de asielverzoeken van eisers in Duitsland dan ook geen reden hoeven zien om de aanvragen in Nederland inhoudelijk te behandelen.
4. Uit overgelegde informatie blijkt dat eiseres 1 lijdt aan diabetes en hoge bloeddruk. Zij staat op de wachtlijst voor behandeling van ernstige hartklachten en zij zal voordien nog moeten worden onderzocht door een internist in verband met bloedarmoede. Hoewel hieruit blijkt van een dringende behoefte aan medische zorg, valt uit bedoelde informatie niet af te lijden dat de behandeling van eiseres uit medisch oogpunt niet in Duitsland kan plaatsvinden. Ook anderszins hebben eisers dat niet aannemelijk gemaakt. Op grond van de Opvangrichtlijn [2] is Duitsland gehouden tot het bieden van medisch noodzakelijke zorg. Niet aannemelijk is daarom dat Nederland het meest aangewezen land is voor medische behandeling. Ook hierin heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om de behandeling van de asielaanvragen aan zich te trekken.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 29 november 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
2.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming