ECLI:NL:RBDHA:2018:14731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
C/09/553607 / JE RK 18-1059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • drs. S.M. Borkent
  • mr. H.M. Boone
  • mr. D.G.J. Dop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De rechtbank heeft de verzoeken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt, in behandeling genomen. De minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], zijn al geruime tijd uit huis geplaatst vanwege zorgen over de opvoedingssituatie bij hun ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere hulpverlening, niet in staat zijn gebleken om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. De moeder vertoont een patroon van instabiliteit en stemmingswisselingen, wat leidt tot onvoorspelbaarheid voor de kinderen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 december 2019 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 19 juni 2019. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minderjarigen rust en voorspelbaarheid nodig hebben in hun huidige pleeggezinnen en dat de zorgen over de moeder nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat de machtiging al is verlengd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/553607 / JE RK 18-1059 (I)
C/09/563152 / JE RK 18-2450 (II)
C/09/564064 / JE RK 18-2567 (III)
Datum uitspraak: 12 december 2018 (bij vervroeging)

Beschikking van de rechtbank

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op respectievelijk 22 mei 2018 (I), 9 november 2018 (II) en 28 november 2018 (III) ingekomen verzoeken van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.S. Krol te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad).

Het procesverloop

- Bij beschikking van 17 juli 2018 van de kinderrechter in deze rechtbank is het verzoek (verzoek I) om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg aangehouden en is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Voorts is de Raad verzocht om onderzoek te doen naar het perspectief van de minderjarigen.
- Vervolgens is op 22 oktober 2018 een spoedmachtiging verleend om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Bij beschikkingen van 23 oktober 2018 en 2 november 2018 is steeds opnieuw een machtiging verleend, tot 19 december 2018.
- Vervolgens is op 9 november 2018 een verzoek ingediend (verzoek II) strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
- Tot slot is op 28 november 2018 een verzoek ingediend (verzoek III) strekkende tot verlenging van de machtiging om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikkingen;
- de verzoeken (I, II en III);
- het rapport van de Raad van 15 november 2018 (I).
Op 30 november 2018 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mr. [vertegenwoordiger van de GI 2] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door mr. H. Asal, namens de advocaat van de moeder;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij een tante moederszijde.
- [minderjarige 3] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in twee verschillende pleeggezinnen.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juni 2018 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 19 juni 2018 tot 19 december 2018.

Verzoeken en verweer

De verzoeken
Verzoek I strekt tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Verzoeken II en III strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van zes maanden (mondeling ter zitting gewijzigd). De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan de verzoeken ten grondslag gelegd. Het gaat goed met de minderjarigen in de pleeggezinnen. Er wordt nog gezocht naar een pleeggezin waar [minderjarige 2] en [minderjarige 3] samen kunnen verblijven. De gecertificeerde instelling staat achter het advies van de Raad. De gecertificeerde instelling ziet een betrokken moeder. Er zijn echter al sinds 2008 grote zorgen over de minderjarigen en er is sinds die tijd hulp in het gezin. De moeder is steeds niet in staat om de hulpverlening te laten slagen. Zij heeft meerdere keren aangegeven de zorg over de minderjarigen niet aan te kunnen, laatstelijk op 22 oktober 2018. Er is sprake van een patroon, dat er als volgt uit ziet. Er wordt hulp ingezet, die de moeder vervolgens afwijst. Daarna geeft de moeder aan toch hulp te willen; zij overziet de situatie niet langer en geeft aan dat haar draagkracht weggevallen is, waarna weer hulp ingezet wordt. De moeder geeft vervolgens aan de opvoeding en verzorging van de minderjarigen niet alleen aan te kunnen. De moeder is dan onbereikbaar voor de hulpverleningsinstanties. Niet alleen thuis is de situatie zorgelijk ook vanuit school worden er zorgen geuit. Die bestaan eruit dat de minderjarigen met regelmaat niet of te laat naar school gebracht worden. Het lukt de moeder dan niet om uit bed te komen. De jeugdbeschermer ziet een moeder die overvraagd en overbelast is. Het wisselende patroon is schadelijk voor de minderjarigen. Naast deze zorgen, is de moeder niet altijd in staat om de belangen van de minderjarigen voorop te stellen. Zo is zij onlangs uit protest niet op de verjaardag van [minderjarige 3] geweest, omdat zij van mening was dat de gecertificeerde instelling meer moeite had moeten doen om [minderjarige 3] en [minderjarige 2] samen te plaatsen. De moeder heeft deze gelegenheid als drukmiddel gebruikt, ten koste van [minderjarige 3] . Samen met de Raad, stelt de gecertificeerde instelling dat een uithuisplaatsing voor de periode van zes maanden nog noodzakelijk is. Binnen die zes maanden zal aan de hand van voorwaarden worden bezien of de vader en de moeder in staat zijn om de verzorging en opvoeding van de minderjarigen weer op zich te nemen.
Het advies van de RaadHet advies van de Raad strekt – kort gezegd – tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden. In de komende zes maanden dient het perspectief duidelijk te worden. De minderjarigen hebben in hun jonge leven al meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn eenmaal eerder uit huis geplaatst geweest en [minderjarige 1] al twee keer. De minderjarigen zijn recentelijk met spoed uit huis geplaatst. Vooral [minderjarige 2] en [minderjarige 3] lieten hierbij heftige emoties zien. [minderjarige 1] kwam vlak over in haar emoties. Dergelijke gebeurtenissen zijn ingrijpend voor kinderen. De Raad heeft grote zorgen om de belastbaarheid van de moeder. De moeder heeft daarnaast een belaste voorgeschiedenis. De moeder kan volgens de jeugdbeschermer instabiel zijn, huilt en lacht afwisselend in gesprekken, heeft de kinderen een aantal keren alleen gelaten en heeft last van stemmingswisselingen. Ook zijn er periodes waarin de moeder niet de energie heeft om zelfs de basale zorg te bieden aan de kinderen. De Raad ziet dat de draagkracht van de moeder overstegen wordt door haar draaglast. De wisselingen van de gemoedstoestand van de moeder kunnen bij de minderjarigen resulteren in gevoelens van onzekerheid en onveiligheid. Ook vreest de Raad dat de minderjarigen de spanningen van de moeder meekrijgen en zich zorgen gaan maken om de moeder. In de ontwikkeling van de minderjarigen vindt de Raad het een slechte zaak dat zij veelvuldig school hebben gemist, vanwege (on)geoorloofd verzuim of te laat aanwezig zijn. Ook [minderjarige 3] wordt regelmatig niet naar het kinderdagverblijf gebracht.
School heeft zorgen om het gedrag van [minderjarige 1] . Zij is brutaal, onrustig en opstandig. Tijdens het huisbezoek is het de Raad opgevallen dat [minderjarige 1] zorg draagt voor haar broertjes en hier een moederlijke rol op zich kan nemen. Voor [minderjarige 1] is behandeling vanuit De Waag nog niet gestart, wat de Raad eveneens een belangrijk aandachtspunt vindt. [minderjarige 1] is bovendien volgens school voorzichtig in het uiten van emoties. Een sterk punt in haar ontwikkeling is dat zij vriendinnen heeft, leerbaar is en over zelfreflectie beschikt.
[minderjarige 2] loopt achter in zijn taal-spraakontwikkeling. Zijn cognitieve ontwikkeling is op orde. Op school wordt gezien dat [minderjarige 2] het moeilijk vindt om zich aan de regels te houden en clownesk gedrag laat zien. Hij heeft moeite met het uiten van emoties.
[minderjarige 3] heeft eveneens moeite met het uiten van zijn emoties.
Het is noodzakelijk dat de minderjarigen rust hebben in de pleeggezinnen waar zij op dit moment verblijven en er dient duidelijkheid geboden te worden over de (nabije) toekomst.
Gezien de langdurige onvoorspelbaarheid die de minderjarigen hebben meegemaakt in relatie met beide ouders en met name in de relatie met de moeder, vraagt de Raad zich af in hoeverre de minderjarigen een veilige gehechtheidsrelatie met de ouders hebben opgebouwd. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk om te waarborgen dat zij de nodige basale zorg, rust en voorspelbaarheid ervaren om toe te komen aan hun eigen ontwikkeling. De aanvaardbare termijn is, wat de Raad betreft, zes maanden.
In reactie op het verweer van de moeder is namens de Raad ter zitting aangevoerd dat de moeder al geruime tijd een patroon laat zien; de periode van zes maanden wordt daarom door de Raad gehandhaafd.
De moeder
Mr. Asal heeft, namens de moeder, ingestemd met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling. De raadsvrouw heeft bepleit om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden. De moeder wil het liefst dat de minderjarigen zo snel mogelijk naar huis toe komen. De moeder heeft nu de rust gevonden. Zij heeft regelmatig contact met een psycholoog en met de huisarts. Zij heeft zich bovendien aangemeld bij Parnassia. De behandeling daar kan op 17 januari 2019 starten. Over drie maanden zal er meer duidelijkheid zijn over de psychische gesteldheid van de moeder. Aan veel van de door de Raad gestelde voorwaarden is bovendien al voldaan.
De moeder heeft daaraan toegevoegd dat het gemis van haar kinderen zorgt voor een grotere spanning dan de spanning die wordt veroorzaakt door de vermoeidheid. De moeder wordt nu begeleid door Groeii en dat gaat goed.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat de minderjarigen al geruime tijd in onzekerheid verkeren door de wisselende draagkracht van de moeder. De moeder heeft last van stemmingswisselingen en is daardoor voor de minderjarigen onvoorspelbaar. Er is sprake van een jarenlang patroon, waarin de moeder op het ene moment bereid is de hulpverlening te accepteren en op het andere moment een weigerachtige houding aanneemt. De moeder heeft in het verleden meerdere keren aangegeven de zorg over de minderjarigen niet aan te kunnen, zo ook op 22 oktober 2018. De minderjarigen zijn hierdoor al eerder uit huis geplaatst. De moeder is vooralsnog niet in staat gebleken om de minderjarigen op structurele basis een veilige en voorspelbare opvoedingsomgeving te bieden. Er zijn vanuit de school zorgen geuit over het gedrag van [minderjarige 1] en alle minderjarigen hebben moeite met het uiten van hun emoties. De behandeling van [minderjarige 1] bij De Waag is bovendien nog niet van de grond gekomen. De rechtbank ziet in deze omstandigheden een concrete, ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Alle betrokkenen lijken het erover eens te zijn dat de moeder op dit moment niet in staat is om de minderjarigen een stabiele en veilige opvoedingsomgeving te bieden. De behandeling van de moeder zal medio januari 2019 starten; momenteel beschikt zij nog over onvoldoende handvatten om haar draagkracht permanent te versterken waardoor zij nog onvoldoende beschikbaar is voor de minderjarigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn en zal die machtiging dan ook verlengen. De rechtbank ziet geen aanleiding de machtiging te verlengen voor een kortere duur dan verzocht, omdat de behandeling van de moeder nog dient te starten en niet te verwachten valt dat de zorgen omtrent de moeder binnen drie maanden zodanig zullen zijn afgenomen, dat een uithuisplaatsing van de minderjarigen niet langer noodzakelijk zal zijn.
De rechtbank overweegt voorts dat, gelet op de jonge leeftijd van de minderjarigen en de aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek, binnen afzienbare tijd een besluit moet worden genomen ten aanzien van het opvoedingsperspectief van de minderjarigen. Die duidelijkheid is er thans nog niet. De Raad heeft doelen opgesteld waaraan de ouders dienen te voldoen (pag. 32 van het rapport). In een eventueel verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing dient van de zijde van de gecertificeerde instelling een plan te worden overgelegd waarin wordt aangegeven in hoeverre de ouders hebben voldaan aan die voorwaarden en waarin de volgende vragen dienen worden te beantwoord:
1. Wordt er gewerkt aan thuisplaatsing?
1.a Zo nee, waarom is thuisplaatsing (nog) niet aan de orde?
1.b Zo ja, hoe ziet dat traject er uit?
2. Welke hulpverlening aan ouders wordt (hierbij) ingezet?
3. Hoe ziet de omgangsregeling er uit?
4. Is er een perspectiefbiedende oplossing en hoe ziet die eruit?
5. Is een netwerkplaatsing overwogen; zo nee waarom niet?
6. Indien niet gekozen is voor een gezinsomgeving, waarom niet?
De rechtbank overweegt dat slot dat, nu de machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verlengd als verzocht, er geen belang meer is bij toewijzing van verzoek I. De rechtbank zal dat verzoek dan ook afwijzen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 19 december 2018 tot 19 december 2019 met behoud van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 19 december 2018 tot 19 juni 2019;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst verzoek I voor het overige af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018 door
mr. drs. S.M. Borkent, mr. H.M. Boone en mr. D.G.J. Dop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.G. Nuboer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 december 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.