ECLI:NL:RBDHA:2018:14727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
09/837011-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en hypotheekfraude met valse documenten

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en hypotheekfraude. De zaak betreft twee gevallen waarin de verdachte samen met anderen valse documenten heeft gebruikt om hypotheken te verkrijgen. In de eerste zaak heeft de verdachte, samen met zijn ex-stiefdochter, een hypothecaire lening van € 340.000,- verkregen door middel van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze documenten vals waren en dat hij een leidende rol had in het opzetten van deze fraude. In de tweede zaak heeft de verdachte op soortgelijke wijze een hypothecaire lening van € 77.000,- verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting in beide gevallen. De verdachte is vrijgesproken van een derde feit dat betrekking had op witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat hij de betrokken panden had verworven of gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan de laatste voorwaardelijk is, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837011-17
Datum uitspraak: 1 november 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 oktober 2017, 8 februari 2018 (beide regie) en 17 en 18 oktober 2018 (beide inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te (doen) bevoordelen, door het (doen) aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (ter grootte van 340.000 euro) en/of het aangaan van een schuld (te weten een (hypothecaire) geldlening ter waarde van 340.000 euro) (ten behoeve van de aankoop van de panden aan [panden 1] ), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, een (valse/vervalste) werkgeversverklaring (van [bedrijf 1] , d.d. 23 juni 2011, pag. 38 AH-dossier) en/of een (valse/vervalste) salarisspecificatie (van [bedrijf 1] betreffende de maand mei 2011, pag. 40 AH-dossier) (waarin ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en/of salarisgegevens van [betrokkene 1] en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren opgenomen), en/of een (valse/vervalste) huurovereenkomst (te weten een huurovereenkomst tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met betrekking tot [pand 4] , gedateerd op 1 juni 2011, pag. 74 AH-dossier),
(al dan niet via een tussenpersoon, te weten [persoon 1] ) ingediend en/of doen indienen bij en/of toegezonden en/of doen toezenden aan [slachtoffer 1] (pag. 36 AH-dossier) en/of een hypotheekofferte (waarin (in strijd met de waarheid) is vermeld dat het woonhuis gelegen [pand 4] in verhuurde staat was met een huuropbrengst van 12.000 euro per jaar) ondertekend en/of (door [betrokkene 1] ) doen ondertekenen (d.d. 19 september 2011, pag. 86 AH-dossier), waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of (een ander) gebruik heeft doen maken van:
A) een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring (van [bedrijf 1] , d.d. 23 juni 2011), en/of;
B) een valse/vervalste salarisspecificatie (van [bedrijf 1] betreffende de maand mei 2011), en/of;
C) een valse/vervalste huurovereenkomst (te weten een huurovereenkomst tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met betrekking tot [pand 4] , gedateerd op 1 juni 2011),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), voornoemde geschriften heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan [persoon 1] en/of (door tussenkomst van [persoon 1] ) aan [slachtoffer 1] (ten behoeve van een hypotheekaanvraag),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (in strijd met de waarheid) in/op:
(onder A) voornoemde werkgeversverklaring is vermeld dat:
- [betrokkene 1] met/bij [bedrijf 1] BV een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf 1] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [betrokkene 1] (ongeveer) 22.500 euro (inclusief vakantiegeld) bedroeg,
en/of
(onder B) voornoemde salarisspecificatie is vermeld dat:
- [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf 1] in dienst was, en/of;
- [betrokkene 1] 38 uur per week werkte,
en/of
(onder C) voornoemde huurovereenkomst is vermeld dat:
- [betrokkene 2] met ingang van 3 juni 2011 de woning aan [pand 4] huurde/zou huren, en/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand bedroeg/zou bedragen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te (doen) bevoordelen, door het (doen) aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (ter grootte van 38.500 euro) en/of het aangaan van een schuld (te weten een (hypothecaire) geldlening ter waarde van 38.500 euro) (ten behoeve van de aankoop van een pand aan de [pand 1] ), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een (valse/vervalste) werkgeversverklaring (van [bedrijf 1] , d.d. 13 maart 2013, pag. 390 AH-dossier) en/of een (valse/vervalste) salarisspecificatie (van [bedrijf 1] betreffende de maand februari 2013, pag. 389 AH-dossier), (waarin ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en/of salarisgegevens van [betrokkene 1] en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren opgenomen),
(al dan niet via een tussenpersoon, te weten [persoon 1] ) ingediend en/of doen indienen bij en/of toegezonden en/of doen toezenden aan [slachtoffer 2] (pag. 401 AH-dossier) en/of een hypotheekofferte (waarin is verwezen naar voornoemde (valse/vervalste) werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie) ondertekend en/of (door [betrokkene 1] ) doen ondertekenen (d.d. 6 maart 2013, pag. 342 AH-dossier), waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of (een ander) gebruik heeft doen maken van:
A) een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring (van [bedrijf 1] , d.d. 13 maart 2013), en/of;
B) een valse/vervalste salarisspecificatie (van [bedrijf 1] betreffende de maand februari 2013),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), voornoemde geschriften heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of heeft overgelegd en/of doen overleggen aan [persoon 1] en/of (door tussenkomst van [persoon 1] ) aan [slachtoffer 2] (ten behoeve van een hypotheekaanvraag),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (in strijd met de waarheid) in/op:
(onder A) voornoemde werkgeversverklaring is vermeld dat:
- [betrokkene 1] met/bij [bedrijf 1] BV een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf 1] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [betrokkene 1] 19.834,08 euro (en/of de vakantietoeslag 1.586,76 euro) bedroeg,
en/of
(onder B) voornoemde salarisspecificatie is vermeld dat:
- [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf 1] in dienst was, en/of;
- [betrokkene 1] 38 uur per week werkte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2011 tot en met 9 november 2015, te Leimuiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
- het pand/de panden gelegen aan [panden 1] , en/of;
- het pand/de woning gelegen aan de [pand 1] , en/of;
- één of meerdere geldbedragen (te weten huurinkomsten (van de verhuur van de woning aan de [pand 1] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of van die panden/woning en/of van die geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die panden/woning en/of geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van - kort gezegd - twee gevallen van hypotheekfraude (feiten 1 en 2). Hij zou twee banken hebben opgelicht, althans gebruik hebben gemaakt van valse documenten ten behoeve van een hypotheekaanvraag. Onder feit 3 is de verdachte ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen van diverse panden en de huurinkomsten van een van die panden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. Voor zover van belang zal op de standpunten van de officier van justitie bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Voor zover van belang zal op de standpunten van de raadsvrouw in het hierna volgende nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Onder feit 1 primair is de verdachte ten laste gelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ), door deze bank op grond van valse informatie te bewegen tot het aangaan van een hypothecaire geldlening. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Feiten
Op 5 april 2011 heeft [betrokkene 1] , ex-stiefdochter van de verdachte en medeverdachte in onderhavige zaak, een bedrijfspand aan het [pand 2] en de daarbij behorende bedrijfswoning aan het [pand 3] aangekocht voor € 350.000,-. [2]
Voor de financiering van deze panden heeft de verdachte [3] namens [betrokkene 1] contact opgenomen met financieel adviseur [persoon 1] van het bedrijf [bedrijf 4] heeft hierop voor [betrokkene 1] een hypotheekaanvraag opgesteld en deze op 11 augustus 2011 gemaild naar [slachtoffer 1] . [4] Ter onderbouwing van de aanvraag heeft [persoon 1] in zijn e-mailbericht diverse documenten betreffende [betrokkene 1] meegezonden, waaronder een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) d.d. 23 juni 2011 en een salarisspecificatie van mei 2011. [5] Op de werkgeversverklaring stond vermeld dat [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 voor onbepaalde tijd in dienst was bij [bedrijf 1] voor een bruto jaarsalaris van ongeveer € 22.500,-, inclusief vakantiegeld. Op de salarisspecificatie stond vermeld dat [betrokkene 1] achtendertig uur per week voor [bedrijf 1] werkte en hiervoor een salaris van € 1.682,17 ontving. [persoon 1] heeft verklaard dat de verdachte deze documenten aan hem heeft verstrekt. [6]
Naar aanleiding van de aanvraag van [persoon 1] heeft [slachtoffer 1] [betrokkene 1] op 13 september 2011 een offerte toegezonden, waarin de bank haar een hypotheekvoorstel ter grootte van
€ 340.000,- heeft gedaan en waarin stond vermeld dat haar huis aan de [pand 4] in verhuurde staat zou zijn en een huuropbrengst van € 12.000,- per jaar zou genereren. [7]
[persoon 1] heeft de offerte met [betrokkene 1] doorgesproken. [8] De offerte is vervolgens op 19 september 2011 door [betrokkene 1] ondertekend en op 21 september 2011 door [persoon 1] aan [slachtoffer 1] retour gezonden. [9] Op 23 november 2011 is de hypotheekakte gepasseerd bij [bedrijf 2] in Nieuw-Vennep. [10]
Valse documenten?
De rechtbank overweegt dat [betrokkene 1] op 10 november 2015 bij de politie heeft verklaard dat zij nooit als volledig medewerkster bij [bedrijf 1] heeft gewerkt. Zij heeft verklaard dat zij tijdens haar vakanties af en toe simpel administratief werk voor [bedrijf 1] heeft verricht, maar dat zij dit zo min mogelijk deed, omdat zij er niets aan vond en zij bovendien een opleiding volgde. [11]
Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op 16 januari 2018 is [betrokkene 1] op haar verklaring bij de politie teruggekomen en heeft zij verklaard dat zij wel degelijk als volledig medewerkster voor [bedrijf 1] heeft gewerkt. Bij het verhoor als getuige ter terechtzitting heeft zij zich beroepen op haar verschoningsrecht.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring die [betrokkene 1] bij de politie heeft afgelegd onbetrouwbaar is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de politie [betrokkene 1] niet heeft gewezen op haar verschoningsrecht jegens haar familieleden, dat zij erg jong en bang was ten tijde van het verhoor en dat er geen advocaat bij haar verhoor aanwezig was.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de verklaring die [betrokkene 1] bij de politie heeft afgelegd wel betrouwbaar, en de verklaring die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd op dit punt niet. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[betrokkene 1] is in onderhavige zaak op 9, 10 en 12 november 2015 in totaal drie keer door de politie verhoord. In geen van deze verhoren is zij teruggekomen op een door haar eerder afgelegde verklaring, ook niet nadat de politie haar hier concreet naar heeft gevraagd. Sterker, op 17 november 2015 - toen [betrokkene 1] alweer een aantal dagen op vrije voeten was - heeft zij in haar politieverhoor naar aanleiding van haar aangifte van bedreiging door de verdachte verklaard dat zij in haar politieverhoren op 9, 10 en 12 november 2015 in onderhavige zaak naar eer en geweten en eerlijk antwoord heeft gegeven op de vragen die haar werden gesteld.
De politie heeft [betrokkene 1] weliswaar niet gewezen op haar verschoningsrecht jegens haar moeder - jegens de verdachte heeft zij geen verschoningsrecht -, maar die was hier ook niet toe verplicht (HR 30 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7091). Wel heeft de politie haar (telkens) gewezen op haar zwijgrecht. Zij heeft hier echter - na overleg met haar advocaat - geen gebruik van gemaakt.
De rechtbank wijst er verder op dat [betrokkene 1] ten tijde van de verhoren 23 jaar oud was en derhalve niet zo jong was als de raadsvrouw doet voorkomen. Bovendien was zij het jaar daarvoor met een hbo-opleiding gestart en werd zij door haar ouders getypeerd als een rebelse puber. Dat [betrokkene 1] was geschrokken van de situatie waarin zij was beland en graag naar huis wilde, wil de rechtbank aannemen. De rechtbank ziet echter niet in waarom zij in dat geval onjuist zou verklaren over een legale bezigheid als het hebben van een (bij)baan.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris inhoudelijk is teruggekomen op haar politieverklaringen op instigatie van de verdachte. [betrokkene 1] heeft in haar verklaringen meermalen te kennen gegeven dat de verdachte heel boos zou worden als hij zou horen dat zij de waarheid had verteld en zich niet op haar zwijgrecht had beroepen. Na het afleggen van haar verklaringen heeft de verdachte [betrokkene 1] met de dood bedreigd en haar kamer met een hamer vernield. Zij is vervolgens ondergedoken geweest voor de verdachte. Uit het dossier blijkt bovendien dat de verdachte of een van de medeverdachten contact hebben opgenomen met diverse getuigen, voorafgaand aan het afleggen van hun verklaring bij de rechter-commissaris, om te peilen wat zij zouden gaan verklaren en in ieder geval één van hen een (hen welgevallige) richting op te sturen.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank de verklaringen die [betrokkene 1] bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar, en zal zij deze bezigen voor het bewijs.
Op grond van haar politieverklaring concludeert de rechtbank dat [betrokkene 1] af en toe in haar vakantie werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] , maar dat deze werkzaamheden bij lange na niet het karakter hadden van een voltijds dienstverband, waarvoor een salaris als genoemd op de werkgeversverklaring en salarisspecificatie gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze geschriften vals zijn.
Dat naar [betrokkene 1] onder de noemer van salaris door [bedrijf 1] geld is overgemaakt en sociale lasten zijn afgedragen, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af, omdat deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank enkel gericht waren op het creëren van een papieren werkelijkheid.
Wetenschap verdachte
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte niet wist dat de geschriften die hij aan [persoon 1] heeft overgelegd vals waren. Ook aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. Zij overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 1] een soort familiebedrijf betrof, waarin zowel zijn huidige partner (E. van den Berg) als zijn ex-partner (P. [betrokkene 1] , de moeder van [betrokkene 1] ) werkzaam waren, en waarmee hij met zijn eigen B.V. nauw samenwerkte. De verdachte had beslissingsbevoegdheid in [bedrijf 1] en bemoeide zich in deze hoedanigheid onder meer met het personeel. [12]
Op grond van deze verklaring is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] niet fulltime bij [bedrijf 1] werkzaam was. De rechtbank is bovendien van oordeel dat uit het dossier blijkt de verdachte een initiërende en leidende rol had als het ging om het creëren van bedoelde papieren werkelijkheid, en ook vanuit die rol wist dat de inhoud van de door hem overgelegde werkgeversverklaring en salarisspecificatie niet klopte. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat hij in zijn verhoor bij de politie uit zichzelf heeft verklaard over het vervalsen van salarisgegevens, omdat de bank anders geen hypotheek wil verstrekken. [13]
Oplichting?
Op 20 april 2016 heeft [persoon 2] namens [bank] als rechtsopvolger van [slachtoffer 1] aangifte gedaan van oplichting. [persoon 2] heeft verklaard dat de bank de hypotheekaanvraag van [betrokkene 1] zou hebben afgewezen, indien de bank ten tijde van de totstandkoming van de hypothecaire geldlening bekend was geweest met haar werkelijke inkomensgegevens. [14]
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [slachtoffer 1] als gevolg van een samenweefsel van verdichtsels door de verdachte en [betrokkene 1] is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van € 340.000,- en het aangaan van een hypothecaire geldlening van die grootte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Nu [persoon 2] in zijn aangifte namens de bank geen melding heeft gemaakt van de valse huurovereenkomst tussen [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2] , zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel uit de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Feit 2
Onder feit 2 primair is de verdachte ten laste gelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [bedrijf 3] ), door deze bank op grond van valse informatie te bewegen tot het aangaan van een hypothecaire geldlening en zich aldus wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Feiten
Op 1 februari 2013 heeft [persoon 1] voor [betrokkene 1] en [betrokkene 4] ter financiering van het pand aan de [pand 1] [15] een hypotheekaanvraag ingediend bij [bedrijf 3] . [16]
Naar aanleiding van de aanvraag van [persoon 1] heeft [bedrijf 3] [betrokkene 1] en [betrokkene 4] op 19 februari 2013 een offerte toegezonden, waarin [bedrijf 3] hen een hypotheekvoorstel ter grootte van
€ 77.000,- heeft gedaan en waarin stond vermeld dat [betrokkene 1] onder meer nog een werkgeversverklaring en haar meest recente salarisstrook diende te overleggen, voordat de bank de hypotheek aan hen kon verstrekken. [17]
[persoon 1] heeft de offerte met [betrokkene 1] besproken [18] en [betrokkene 1] en [betrokkene 4] hebben de offerte op respectievelijk 27 februari 2013 en 6 maart 2013 ondertekend. [19] Op 8 maart 2013 heeft [persoon 1] de ondertekende offerte aan [bedrijf 3] retour gezonden [20] , vergezeld van onder meer de door [bedrijf 3] verzochte salarisstrook [21] en (later) de werkgeversverklaring d.d. 13 maart 2013. [22] Op de salarisspecificatie stond vermeld dat [betrokkene 1] achtendertig uur per week voor [bedrijf 1] werkte en hiervoor een salaris van € 1.652,84 ontving. Op de werkgeversverklaring stond vermeld dat [betrokkene 1] sinds 1 maart 2010 voor onbepaalde tijd in dienst was bij [bedrijf 1] voor een bruto jaarsalaris van ongeveer € 22.500,-, inclusief vakantiegeld. [persoon 1] heeft verklaard dat de verdachte deze documenten aan hem heeft verstrekt. [23]
Op 16 mei 2013 is de hypotheekakte gepasseerd bij [bedrijf 2] in Nieuw-Vennep. [24]
Valse documenten?
Onder feit 1 heeft de rechtbank vastgesteld dat [betrokkene 1] mogelijk af en toe in haar vakantie lichte werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] , maar dat deze werkzaamheden bij lange na niet het karakter hadden van een voltijds dienstverband.
In het verlengde hiervan concludeert de rechtbank dat de inhoud van de aan [bedrijf 3] overgelegde werkgeversverklaring van 13 maart 2013 en de salarisspecificatie van februari 2013 in strijd is met de waarheid. De rechtbank heeft onder feit 1 vastgesteld dat de verdachte wist dat deze informatie niet klopte. Desondanks heeft hij deze documenten ten behoeve van de hypotheekaanvraag aan [persoon 1] overgelegd.
Oplichting?
Op 27 januari 2016 heeft [aangever] namens [bedrijf 3] aangifte gedaan van oplichting. [aangever] heeft verklaard dat [bedrijf 3] de hypothecaire geldlening niet aan [betrokkene 1] zou hebben verstrekt, indien zij een juiste voorstelling van zaken over haar inkomen had gegeven. [25]
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [bedrijf 3] als gevolg van een samenweefsel van verdichtsels door de verdachte en [betrokkene 1] is bewogen tot de afgifte van het geldbedrag van € 77.000,- en het aangaan van een hypothecaire geldlening van die grootte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Feit 3
[betrokkene 1] heeft de uit de hypothecaire geldleningen verkregen gelden aangewend voor de aankoop van de panden aan het [pand 2] en de [pand 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet bewezen worden dat (ook) de verdachte deze panden heeft verworven, voorhanden heeft gehad of van de panden gebruik heeft gemaakt.
Hoewel uit de verklaring van de huurster van het pand aan de [pand 1] en de verdachte ter terechtzitting volgt dat de verdachte geregeld verhaal is gaan halen bij de huurster na het uitblijven van betalen, volgt uit deze verklaringen niet dat de verdachte deze huurpenningen daadwerkelijk heeft verworven, voorhanden heeft gehad of er gebruik van heeft gemaakt.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van feit 3.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
ten aanzien van feit 1 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag ter grootte van 340.000 euro en het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire geldlening ter waarde van 340.000 euro ten behoeve van de aankoop van de panden aan [panden 1] ,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een valse werkgeversverklaring van [bedrijf 1] , d.d. 23 juni 2011, en een valse salarisspecificatie van [bedrijf 1] betreffende de maand mei 2011, waarin ten onrechte valse werkgeversgegevens en salarisgegevens van [betrokkene 1] en anderszins valse gegevens waren opgenomen,
via een tussenpersoon, te weten [persoon 1] , ingediend bij [slachtoffer 1] en een hypotheekofferte, waarin in strijd met de waarheid is vermeld dat het woonhuis gelegen aan [pand 4] in verhuurde staat was met een huuropbrengst van 12.000 euro per jaar, ondertekend d.d. 19 september 2011,
waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot voornoemde afgifte en het aangaan van voornoemde schuld;
ten aanzien van feit 2 primair:
hij in de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van een pand aan de [pand 1] ,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een valse werkgeversverklaring van [bedrijf 1] , d.d. 13 maart 2013, en een valse salarisspecificatie van [bedrijf 1] betreffende de maand februari 2013, waarin ten onrechte valse werkgeversgegevens en salarisgegevens van [betrokkene 1] en anderszins valse gegevens waren opgenomen,
via een tussenpersoon, te weten [persoon 1] , ingediend bij [slachtoffer 2] en een hypotheekofferte, waarin is verwezen naar voornoemde valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie, ondertekend,
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte en het aangaan van voornoemde schuld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie is van mening dat de redelijke termijn in onderhavige zaak niet is geschonden, omdat de verdachte pas op 19 april 2016 voor het eerst is gehoord als verdachte en de officier van justitie zijn toenmalige raadsman eerst op 19 januari 2017 een concepttenlastelegging heeft toegestuurd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de door haar in haar pleitnota genoemde feiten en omstandigheden, waaronder schending van de redelijke termijn, straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de omstandigheid dat er geen benadeelden zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van twee oplichtingen, door twee banken met behulp van valse informatie over de aard en omvang van het dienstverband van [betrokkene 1] en valse salarisgegevens te bewegen tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening. De verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in de juistheid van dergelijke documenten mogen stellen.
De rechtbank zal in strafverzwarende zin rekening houden met het aandeel van de verdachte in het geheel. Uit het dossier blijkt dat de verdachte een initiërende en leidende rol heeft gehad bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft zich laten kennen als een explosief persoon, die zich zeer dwingend kan opstellen en niet schuwt geweld te gebruiken om zijn zin te krijgen. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat hij zijn naasten, waaronder zijn ex-stiefdochter, in zijn malafide activiteiten heeft betrokken. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 17 september 2018. Hieruit volgt dat de verdachte geregeld in aanraking is geweest met justitie, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als thans bewezen zijn verklaard.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn in onderhavige zaak is overschreden. Hoewel de verdachte eerst op 19 april 2016 door de politie is verhoord, is de rechtbank met de raadsvrouw eens dat de eerste aanhoudingen in deze zaak dateren van november 2015 en de verdachte op dat moment redelijkerwijs kon vermoeden dat het openbaar ministerie het voornemen had om ook tegen hem vervolging in te stellen. Nu vonnis wordt gewezen op 1 november 2018, is de redelijke termijn met bijna een jaar overschreden.
Gelet op al het vorenstaande en in aanmerking genomen straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank de maximale werkstraf aan de verdachte opleggen in plaats van de door de officier van justitie geëiste deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte en om hem ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank daarnaast wel een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur aan hem opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals die feiten hiervoor onder 3.5 bewezen zijn verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van oplichting;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het zaaksdossier (ZD) of het ambtshandelingendossier (AH) met nummer PL1500/2014/180394, van de politie eenheid Den Haag, team Financiële Opsporing.
2.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst d.d. 7 juni 2011, blz. 93 en 94 AH.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , blz. 35 ZD.
4.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van R. [persoon 1] aan [slachtoffer 1] d.d. 11 augustus 2011, blz. 36 en 37 AH.
5.Een geschrift, te weten een model-werkgeversverklaring van [bedrijf 1] d.d. 23 juni 2011, blz. 38 AH; een geschrift, te weten een salarisspecificatie betreffende mei 2011, blz. 40 AH.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , blz. 36 ZD.
7.Een geschrift, te weten een hypotheekofferte van [slachtoffer 1] , blz. 86 AH.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , blz. 36 ZD.
9.Een geschrift, te weten een brief van [persoon 1] aan [slachtoffer 1] , met als bijlage een ondertekende hypotheekofferte, blz. 85-91 AH.
10.Een geschrift, te weten een hypotheekakte d.d. 23 november 2011, blz. 213-221 AH.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] , blz. 380 ZD.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] blz. 474.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] blz. 477 ZD.
14.Een geschrift, te weten een aangifte door [persoon 2] namens [bank] d.d. 20 april 2016, blz. 191-193 ZD.
15.Een geschrift, te weten een hypotheekofferte van [bedrijf 3] , blz. 329 AH.
16.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [persoon 1] aan [bedrijf 3] d.d. 1 februari 2013, blz. 401 AH.
17.Een geschrift, te weten een hypotheekofferte van [bedrijf 3] , blz. 328-343 AH.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , blz. 36 ZD.
19.Een geschrift, te weten een hypotheekofferte van [bedrijf 3] , blz. 342 AH.
20.Een geschrift, te weten een brief van [persoon 1] aan [bedrijf 3] , blz. 398 AH.
21.Een geschrift, te weten een salarisspecificatie betreffende februari 2013, blz. 389 AH.
22.Een geschrift, te weten een brief van [persoon 1] aan [bedrijf 3] , blz. 399 AH; een geschrift, te weten een model-werkgeversverklaring van [bedrijf 1] d.d. 13 maart 2013, blz. 390 AH.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] , blz. 36 ZD.
24.Een geschrift, te weten een hypotheekakte d.d. 16 mei 2013, blz. 299-307 AH.
25.Een geschrift, te weten een aangifte door [aangever] namens [bedrijf 3] d.d. 27 januari 2016, blz. 186-189 ZD.