ECLI:NL:RBDHA:2018:14636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
6961077/18-12371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een flitskredietovereenkomst en verrekening van verbintenissen

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Palden Finance OÜ, een vennootschap naar buitenlands recht, en een gedaagde die een flitskrediet had afgesloten. De gedaagde had een lening van € 200,00 afgesloten met een terugbetalingstermijn van 30 dagen, maar had deze niet tijdig terugbetaald. Palden Finance vorderde betaling van het geleende bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde voerde verweer, onder andere stellende dat Palden Finance geen kredietvergunning had en dat de rente te hoog was. De kantonrechter oordeelde dat Palden Finance wel degelijk een vergunning had in Litouwen en dat de rente binnen de wettelijke grenzen viel. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de overeenkomst nietig was omdat de kosten voor de garantstelling, die de gedaagde had moeten betalen, niet waren meegenomen in de berekening van de kredietvergoeding. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst in strijd was met de wet. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagde het geleende bedrag moest teruggeven, maar dat hij ook recht had op verrekening van de kosten voor de garantstelling. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 50,00 aan Palden Finance, met wettelijke rente vanaf de datum van de comparitie.

Uitspraak

Rechtbank Den haag

Zittingsplaats ´s-Gravenhage
es
Rolnr.: 6961077/18-12371
11 december 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht Palden Finance OÜ Lietuvos filiales,
gevestigd te Vilnius, Litouwen,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Palden Finance” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • het exploot van dagvaarding van 31 mei, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties.
Na de conclusie van antwoord is een comparitie van partijen gelast op 12 oktober 2018 voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
Bij brief van 21 september 2018 heeft Palden Finance verzocht de comparitie te laten vervallen en gelegenheid te geven voor schriftelijk voortprocederen. Dat verzoek is afgewezen.
Vervolgens heeft Palden Finance bij brief van 5 oktober 2018 verzocht om een andere datum voor de comparitie omdat het kantoor van de gemachtigde wegens een beperkte bezetting verhinderd was op 12 oktober 2018. Daarop heeft de kantonrechter, rekening houdend met de verhinderdata van Palden Finance de comparitie op 25 oktober 2018 bepaald.
Bij brief van 22 oktober 2018 heeft de gemachtigde van Palden Finance bericht dat hij wegens onvoorziene (niet nader omschreven) privéomstandigheden alsnog verhinderd is om bij de comparitie te zijn en dat hij daarom schriftelijk reageert op het verweer van [gedaagde] . In deze brief wordt niet om uitstel van de comparitie gevraagd. Bij de brief was gevoegd:
- een stuk met als titel "conclusie van repliek tevens houdende een voorwaardelijke wijziging van eis", met producties;
De comparitie van partijen is gehouden op 25 oktober 2018. [gedaagde] is in persoon verschenen. Palden Finance is, hoewel zij daartoe op juiste wijze is opgeroepen, niet ter comparitie verschenen. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
[gedaagde] heeft bij Palden Finance een lening gesloten, een zogeheten ‘flitskrediet’.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 200,00 geleend. Hij diende dit bedrag binnen 30 dagen, uiterlijk op 7 februari 2018, terug te betalen en hij betaalde voor de lening een kredietvergoeding van € 2,30. Bij betaling na de overeengekomen aflossingsdatum moest [gedaagde] op grond van de overeenkomst een vertragingsvergoeding betalen van 13,99% op jaarbasis.
Om in aanmerking te komen voor de lening moest [gedaagde] een door een derde gegeven garantie hebben. [gedaagde] had de keuze voor een persoonlijke garantstelling door bijvoorbeeld vrienden of familie, of een commerciële garantstelling. [gedaagde] heeft gekozen voor de commerciële garantstelling door een door Palden Finance aangedragen partij.

3.Vordering

Palden Finance vordert - na wijziging van eis - dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Palden Finance van een bedrag van € 212,57, te vermeerderen met de contractuele rente van 13,99% per jaar, subsidiair de wettelijke rente, over € 202,30 vanaf de dag van dagvaarding, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. Voor het geval de gevorderde contractuele rente wordt afgewezen, verzoekt Palden Finance om [gedaagde] op grond van de leningsovereenkomst, althans op grond van onverschuldigde betaling, meer subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen de somma van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente, over € 200,00 vanaf de dagvaarding.
3.1.
Het gevorderde bedrag van € 202,57 is berekend als de som van € 200,00 aan kredietsom, een bedrag van € 2,30 aan kredietvergoeding en € 10,27 aan tot de dag van dagvaarding vervallen contractuele vertragingsrente.
3.2.
Palden Finance legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] het geleende geld niet binnen de overeengekomen termijn heeft terugbetaald. Dit is een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. [gedaagde] dient het geleende geld alsnog terug te betalen. Ook dient hij op grond van de overeenkomst vertragingsschade te vergoeden, nu hij niet binnen de termijn heeft terugbetaald.

4.Verweer

[gedaagde] voert gemotiveerd verweer dat - voor zover relevant - hieronder bij de beoordeling zal worden besproken.

5.Beoordeling

Dat, zoals door [gedaagde] als verweer is aangevoerd, Palden Finance geen krediet-vergunning heeft van de AFM kan niet met recht aan Palden Finance worden tegengeworpen. Binnen de Europese Unie hoeft een Europese bank geen Nederlandse (bank/krediet)vergunning te hebben, mits zij deze wel heeft in het land van vestiging. Palden Finance heeft onweersproken gesteld dat zij als verstrekker van consumptief krediet is erkend door de Centrale Bank van de Republiek Litouwen, dat haar door deze bank een inschrijving is verleend en dat zij is opgenomen in het openbare register van deze bank en dat Palden Finance zich conformeert aan de toepasselijke richtlijnen.
[gedaagde] heeft ook aangevoerd dat Palden Finance met de door haar gekozen constructie woekerrentes hanteert. Omdat de tussen partijen gesloten overeenkomst een kredietovereenkomst betreft, is Palden Finance gebonden aan regels omtrent onder meer maximale kredietvergoedingen. Deze regels zijn vastgelegd in titel 2a van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit Kredietvergoeding. Palden Finance heeft er in haar reactie op gewezen dat de door haar gehanteerde kredietvergoeding en vertragingsvergoeding samen de wettelijk toegestane maximale kredietvergoeding van 14% per jaar niet overschrijden. Daarbij heeft zij in haar berekening de door [gedaagde] betaalde kosten voor de garantstelling niet betrokken. De kantonrechter gaat er echter van uit dat deze kosten wel moeten worden meegeteld bij de vaststelling van de verschuldigde kredietvergoeding. Onder kredietvergoeding vallen immers alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt.
Dat [gedaagde] volgens de overeenkomst de mogelijkheid had te kiezen voor een (kosteloze) persoonlijke garantstelling, acht de kantonrechter niet doorslaggevend, omdat het hier niet gaat om een reële keuzemogelijkheid. Als een consument in zijn persoonlijke omgeving iemand heeft die voor een bepaald bedrag garant wil staan, kan hij (zeker als het gaat om een dergelijke kortlopende lening) dat bedrag net zo goed van die persoon lenen. Bij een organisatie als die van Palden Finance komt een consument in de praktijk alleen uit als hij geen andere mogelijkheden heeft. Daarmee wordt de consument (zij het indirect) gedwongen de dure commerciële garantstelling af te nemen. De kosten voor de garantstelling moeten daarom geacht worden onderdeel te zijn van de kredietvergoeding.
[gedaagde] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij in dit geval € 150,00 heeft betaald voor de garantstelling. Rekening houdend met die kosten wordt in dit geval de maximale kredietvergoeding overschreden. Dat betekent dat sprake is van een overeenkomst die strijdig is met de wet, zodat sprake is van een nietige overeenkomst. Dat de garantstelling feitelijk aan een andere organisatie moet worden betaald is niet relevant, omdat de verhouding met die derde moet worden gekwalificeerd als een verplichte nevendienst in de zin van artikel 7:57 lid 2 BW.
Omdat er sprake is van een nietige overeenkomst, vloeit daaruit voort dat alle op grond van deze overeenkomst verrichte handelingen zonder rechtsgrond en daarmee onverschuldigd zijn gedaan. Op partijen rust over en weer de verplichting die ongedaan te maken. Op [gedaagde] rust de plicht het ontvangen geld (€ 200,00) terug te geven. Op Palden Finance rust de plicht de ontvangen garantstelling aan [gedaagde] terug te geven. Het enkele ontslaan door Palden Finance van [gedaagde] uit zijn verplichting haar een garantstelling te geven is daartoe onvoldoende, omdat daardoor niet bereikt wordt dat de verplichting die voor [gedaagde] uit de overeenkomst voortvloeide (te weten het aan een derde betalen van kosten voor de garantstelling) ongedaan wordt gemaakt. Daarom moet op de voet van artikel 6:272 BW in plaats van de door [gedaagde] geleverde prestatie (de garantstelling) een vergoeding komen ter hoogte van de waarde van de prestatie op het moment van ontvangst daarvan door Palden Finance. De kantonrechter stelt deze waarde op € 150,00, het bedrag dat [gedaagde] onweersproken stelt daarvoor te hebben betaald.
[gedaagde] heeft ter zitting een beroep op verrekening van beide verbintenissen gedaan. Nu de vorderingen over en weer opeisbaar zijn, honoreert de kantonrechter dit beroep. [gedaagde] moet dan nog een bedrag van € 50,00 aan Palden Finance betalen. De verplichting tot betaling van wettelijke rente over dit bedrag ontstaat pas op het moment dat [gedaagde] met de nakoming van zijn ongedaanmakingsverbintenis in verzuim komt. Nu Palden Finance hem pas tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling heeft aangesproken bij haar wijziging van eis, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van de comparitie van partijen.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter bepalen dat ieder de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan Palden Finance te voldoen een bedrag van € 50,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2018 tot aan de dag van voldoening;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart het onder I. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2018.