ECLI:NL:RBDHA:2018:14564
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot overplaatsing naar een Justitiële Jeugdinrichting door een gedetineerde jongvolwassene
In deze zaak vordert een 23-jarige gedetineerde, aangeduid als [eiser], om overgeplaatst te worden naar een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). De eiser voldoet aan de ISD-criteria, maar de officier van justitie heeft aangegeven geen voornemen te hebben om adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft eerder een bevel tot plaatsing in een JJI gegeven, maar dit blijkt op een kennelijke misslag te berusten. De vordering van eiser wordt afgewezen.
De procedure begon met de dagvaarding en de conclusie van antwoord, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 oktober 2018. De rechter-commissaris had eerder de bewaring van eiser bevolen, en er zijn verschillende rapporten en adviezen van de reclassering overgelegd. De reclassering adviseerde plaatsing in een JJI, maar de officier van justitie heeft dit advies niet opgevolgd, wat leidde tot de vordering van eiser.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de officier van justitie niet onrechtmatig handelt door eiser niet in een JJI te plaatsen, omdat er geen vordering tot toepassing van het adolescentenstrafrecht is gedaan. De rechter concludeert dat de eerdere beslissing om eiser in een JJI te plaatsen niet strookt met de wettelijke bepalingen en dat de vordering van eiser om overgeplaatst te worden niet kan worden toegewezen. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding.