Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek van 2 november 2018
3.De beoordeling
4.De beslissing
10 december 2018.
Rechtbank Den Haag
Op 10 december 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. O.M. Harms, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend op 2 november 2018, naar aanleiding van een afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden. Verzoeker was van mening dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten uiteen te zetten en dat er eerst een tussenbeslissing moest worden genomen voordat de mondelinge behandeling kon plaatsvinden.
De wrakingskamer heeft overwogen dat de gronden voor het wrakingsverzoek niet voldoende concreet waren. Verzoeker heeft geen specifieke bezwaren geuit tegen de onpartijdigheid van de rechter en heeft niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, omdat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.