ECLI:NL:RBDHA:2018:14441
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van Syrische statushouder in Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische statushouder, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard zag. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 november 2018 besloten dat de aanvraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat Roemenië hem geen adequate bescherming biedt tegen de Syrische inlichtingendienst en dat hij daar in een onhoudbare situatie verkeert.
Tijdens de zitting op 29 november 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, ondersteund door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser in Roemenië in het bezit is van een asielvergunning en dat zijn stellingen over de onhoudbaarheid van zijn situatie in Roemenië niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan terugkeren naar Roemenië, waar hij als erkende vluchteling wordt behandeld volgens de geldende wet- en regelgeving.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de situatie voor statushouders in Roemenië zodanig is dat van hem niet kan worden verwacht terug te keren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening niet slaagt, omdat de aanvraag niet op basis van deze verordening is afgewezen, maar op grond van de nationale wetgeving.