ECLI:NL:RBDHA:2018:14405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.W. Vogels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw zijn en onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen
Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker een verzoekschrift had ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek werd behandeld op 7 november 2018, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een trajectondersteuner van Stichting LIMOR. De rechtbank had de uitspraak aangehouden om de verzoeker in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen, wat op 20 november 2018 gebeurde. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet het verzoek alleen kan worden toegewezen indien de verzoeker te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker een aanzienlijke schuld had aan de Belastingdienst, die in totaal € 53.264,04 bedroeg, en dat hij niet had aangetoond dat hij te goeder trouw was geweest bij het ontstaan van deze schulden. Daarnaast vereiste de wet dat de verzoeker aannemelijk maakte dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen. De verzoeker had verklaard geen arbeid te verrichten en had niet voldoende bewijs van sollicitaties overgelegd. Bovendien was de verzoeker recentelijk veroordeeld tot een taakstraf, wat niet bijdroeg aan een stabiele situatie. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de verzoeker aan zijn verplichtingen zou voldoen. De rechtbank benadrukte dat een eventuele voortijdige beëindiging van de regeling ernstige gevolgen zou hebben voor de verzoeker, waaronder een uitsluiting van een nieuwe aanvraag voor een periode van tien jaar.