ECLI:NL:RBDHA:2018:14349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
nl18.18703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van homoseksualiteit en culturele achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een eiser uit Oeganda, die stelt homoseksueel te zijn. Eiser heeft op 3 oktober 2018 zijn vijfde aanvraag ingediend voor een asielvergunning, na eerdere aanvragen die zijn afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij verweerder zich baseerde op de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft aangevoerd dat zijn eerdere verklaringen niet goed zijn beoordeeld vanuit zijn culturele achtergrond en heeft een rapport van Buro KleurKracht overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank oordeelt dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en dat de eerdere beoordelingen in rechte vaststaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen over zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18703

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2018 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft bij wijze van verweer drie uitspraken van vergelijkbare zaken van diverse zittingsplaatsen van deze rechtbank overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.18704, plaatsgevonden op 15 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Kibuka. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was [naam 2] als toehoorder aanwezig.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Oegandese nationaliteit. Hij heeft op 3 oktober 2018 zijn vijfde aanvraag ingediend om verlening van een asielvergunning voor bepaalde tijd.
2. Aan drie eerdere opvolgende asielaanvragen heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Die aanvragen zijn afgewezen, omdat de gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig is geacht. Deze besluiten staan in rechte vast.
3. Aan de vijfde asielaanvraag heeft eiser wederom ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Eiser wenst een herbeoordeling van zijn eerdere verklaringen. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn eerdere verklaringen teveel zijn beoordeeld vanuit een West-Europees perspectief. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een rapport van Buro KleurKracht van 13 februari 2018 overgelegd.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens verweerder bestaat het overgelegde rapport voor het overgrote deel uit algemene beschouwingen die niet zien op de persoonlijke situatie van eiser. De wel op de persoon van eiser toegespitste uitlatingen in het rapport dwingen niet tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit. Immers, in de vorige procedure is het geheel aan verklaringen en omstandigheden, waaronder eisers culturele achtergrond en de situatie van homoseksuelen in eisers land, onderwerp geweest van beoordeling.
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij slechts zeer beperkte mogelijkheden heeft om verweerder te bewegen tot een herbeoordeling van zijn verklaringen uit 2017. Om die reden is mr. M.F.M. Wannet van Bureau KleurKracht gevraagd om het relaas in zijn cultureel-antropologische context te duiden. Wannet is tot de conclusie gekomen dat verweerder de verklaringen van eiser niet goed heeft kunnen plaatsen vanwege eisers culturele achtergrond. Eiser had gehoopt zijn relaas tegen de achtergrond van deze nieuwe informatie nogmaals te kunnen vertellen, maar hij is daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Ook in het licht van de nieuwe Werkinstructie 2018/9 had dit in de rede gelegen, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kan een opvolgende asielaanvraag die niet met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, van de Vw niet ontvankelijk is verklaard, worden afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Verweerder past een vaste gedragslijn toe bij het onderzoek naar de door een asielzoeker aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde seksuele gerichtheid. Daarbij doet verweerder op een zorgvuldige manier onderzoek naar een gestelde seksuele geaardheid. Bij zijn beoordeling hecht verweerder veel waarde aan de verklaringen van een vreemdeling over diens eigen ervaringen. Verweerder houdt verder rekening met de persoonlijke achtergrond van de vreemdeling en dus ook met de culturele aspecten daarvan.
8. De opvolgende aanvraag is beoordeeld aan de hand van de gedragslijn, zoals uitgewerkt in Werkinstructie (WI) 2018/9. Ook in deze WI is, net als in WI 2015/9, vermeld dat het zwaartepunt van de beoordeling ligt op de antwoorden van de vreemdeling op vragen over diens eigen ervaringen en persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid. Uit de brief van 13 november 2018 van verweerder aan de Tweede Kamer [1] blijkt dat uit de WI 2018/9 weliswaar de termen ‘bewustwordingsproces’ en ‘zelfacceptatie’ zijn geschrapt als verbetering van de wijze van beoordeling van asielverzoeken, maar dat neemt niet weg dat deze termen in individuele gevallen nog wel kunnen worden gebruikt naar aanleiding van iemands persoonlijke relaas.
9. Voor zover eiser heeft willen betogen dat WI 2018/9 is aan te merken als een voor hem relevante wijziging van het beleid, en dus van het recht, wordt overwogen dat uit de vorige overweging al volgt dat de nieuwe werkinstructie geen beleidswijziging inhoudt. Verweerder heeft daarom niet vanwege WI 2018/9 opnieuw een volledige heroverweging hoeven uitvoeren.
Voor zover eiser een herbeoordeling wenst van zijn eerdere relaas geldt dat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van dat relaas in rechte vaststaat. Op eiser rust bij zijn opvolgende aanvraag in zoverre dan ook een zwaardere bewijslast, in de zin dat hij moet aantonen dat de eerdere beoordeling onjuist is geweest.
10. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, bevat de door Wannet opgestelde culturele analyse in hoofdzaak algemene informatie over de wijze waarop verklaringen van Oegandese asielzoekers over een seksuele gerichtheid kunnen worden beïnvloed door hun culturele achtergrond. Daarnaast gaat Wannet in op enkele van de door eiser eerder afgelegde verklaringen. Aan de hand van een vijftal
bullitpointsnoemt de auteur een mogelijke reden voor enkele door eiser afgelegde verklaringen en beschrijft hij verder dat een aantal andere verklaringen in het algemene beeld passen de beleving van seksualiteit en seksuele identiteit in Oeganda.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de aldus geopperde uitleg van Wannet geen reden hoeven zien voor een herziening zijn eerdere beoordeling
12. Eiser is tijdens het gehoor opvolgende aanvraag op 3 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld om opnieuw verklaringen af te leggen over zijn gestelde homoseksualiteit. Eiser heeft daarbij bevestigd dat hij vooral met het rapport van Wannet alsnog de geloofwaardigheid van zijn seksuele gerichtheid wenst te onderbouwen. Eiser heeft daarbij kunnen verklaren over wat hij met dit rapport wenst aan te tonen. Eiser heeft in dat verband onder meer verklaard dat hij de IND wil laten weten dat de Afrikaanse cultuur heel anders is dan de West-Europese. Op de vraag of er nog dingen zijn die tijdens de vorige procedure niet aan de orde zijn gekomen, heeft eiser laten weten dat hij niets heeft toe te voegen aan zijn eerdere relaas.
13. Anders dan eiser in beroep stelt, kan uit de gang van zaken tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet worden afgeleid dat eiser onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om verklaringen af te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder niet ten onrechte geconcludeerd dat de afgelegde verklaringen niet kunnen leiden tot een gewijzigd oordeel over eisers gestelde homoseksuele gerichtheid.
14. Aan eisers verwijzing naar een publicatie cultuurpsycholoog Renkens [2] komt geen relevante betekenis toe. Voor zover in dit artikel in het algemeen kanttekeningen worden geplaatst bij het door verweerder gehanteerde westerse identiteitsbegrip en westerse vertelpatronen, geldt dat de specifiek door eiser gestelde seksuele gerichtheid hiermee niet aannemelijk is gemaakt. Ditzelfde geldt voor de algemene informatie uit het overgelegde onderzoeksrapport van psycholoog P. Herfst [3] .
15. Eiser heeft daarnaast nog een brief overgelegd van psycholoog P. Herfst [4] . Daarin schrijft de psycholoog specifiek over de PTSS van eiser en de samenhang met eisers homoseksualiteit. Uit de WI 2018/9 volgt echter dat aan adviezen van medische professionals en gedragsdeskundigen niet worden geaccepteerd bij de beoordeling van een lhbt-gerichtheid als asielmotief.
16. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Loonstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.TK 2018-2019, 19637, nr. 2440.
2.A&MR 2018, nr. 2 p 52 e.v.
3.Profiel van de homoseksuele asielzoeker afkomstig uit een islamitische samenleving, 24 november 2012.
4.van 25 oktober 2018.