ECLI:NL:RBDHA:2018:14341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
NL18.19292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Martens, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L.M. Deiman en mr. A. Peeters, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening in afwachting van de behandeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, aangezien eiser daar eerder een asielaanvraag heeft gedaan en Italië akkoord is met de terugname van eiser. Eiser betwistte de overdracht aan Italië en voerde aan dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had gesteld dat Italië gehouden is om het asielverzoek van eiser te behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om van Italië aanvullende garanties te eisen, zoals bedoeld in de Tarakhel-uitspraak. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische klachten, waaronder hartklachten en diabetes, niet adequaat behandeld zouden worden in Italië. De rechtbank oordeelde dat de medische zorg in Italië voldoende is en dat eiser niet had aangetoond dat het decreet betreffende de opvang in SPRAR-locaties persoonlijke gevolgen voor hem had.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.19292
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Deiman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Peeters).

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de behandeling van zijn beroep (NL18.19293).
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van het verzoek, plaatsgevonden op 22 november 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Martens, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Italië is op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk voor behandeling van het asielverzoek, nu eiser daar eerder een asielaanvraag heeft gedaan en Italië akkoord is met terugname van eiser.
2. Eiser is het niet eens met overdracht aan Italië. Eiser stelt dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er echter terecht op gewezen dat Italië gehouden is om het asielverzoek van eiser te behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn. Eisers verwijzing naar incidentele gevallen waarin een Dublinterugkeerder geen opvang kreeg, is geen grond om hieraan voorbij te gaan en niet langer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. Voor wat betreft de opvang geldt verder dat volgens de stand van de rechtspraak er in het algemeen geen aanleiding bestaat om van Italië aanvullende garanties te eisen, zoals bedoeld in Tarakhel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat in zijn geval anders ligt. Uit de door eiser overgelegde medische gegevens blijkt niet dat eiser een bijzondere medische zorg nodig heeft die in Italië niet voorhanden zal zijn of waarvoor Nederland anderszins het meest aangewezen land is. Dat eiser stelt specialistische hulp nodig te hebben in verband met hartklachten en diabetes of anderszins is niet met documenten onderbouwd. Uit hoofde van de Opvangrichtlijn is Italië verder gehouden om aan eiser medisch noodzakelijke hulp te bieden. Verweerder heeft dan ook kunnen oordelen dat de medische klachten van eiser geen aanleiding zijn om de asielaanvraag in Nederland te behandelen.
4. Voor zover eiser heeft gewezen op het decreet [2] dat de opvang in SPRAR-locaties beperkt, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dit voor hem persoonlijk gevolgen heeft, omdat hij voor die opvang in aanmerking zou zijn gekomen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 22 november 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Wetsdecreet nr. 113/2018