ECLI:NL:RBDHA:2018:14317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument op basis van schijnhuwelijk en de beoordeling van indicatoren door de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Turkse onderdaan, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn huwelijk met een Hongaarse vrouw, maar deze aanvraag werd afgewezen op de grond dat het huwelijk als een schijnhuwelijk werd beschouwd. De staatssecretaris baseerde deze afwijzing op verschillende indicatoren die volgens hem duidden op misbruik van het huwelijksrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voldoende aanwijzingen waren voor het vermoeden van een schijnhuwelijk. Dit werd onderbouwd door eerdere ervaringen en analyses die aantoonden dat er een toename was van aanvragen van derdelanders die bij EU-burgers wilden verblijven, waarbij vaak sprake was van schijnhuwelijken. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser overwogen, waaronder zijn stelling dat hij rechtmatig verblijf had en dat er overeenkomsten waren tussen hem en zijn referente, maar oordeelde dat de staatssecretaris voldoende redenen had om het huwelijk als schijnhuwelijk aan te merken.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4685

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: C. Akdemir),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), afgewezen.
Bij besluit van 19 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2018.
Eiser, zijn gemachtigde en verweerder zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser heeft op 6 september 2017 verzocht om een verblijfsdocument EU/EER als bedoeld in artikel 9 van de Vw (hierna: artikel 9-document), voor verblijf bij zijn echtgenote [persoon 1] (hierna: referente). Referente heeft de Hongaarse nationaliteit. Eiser en referente zijn op 28 maart 2016 in Turkije in het huwelijk getreden.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat het huwelijk tussen eiser en referente een schijnhuwelijk zou zijn. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er verscheidene ervarings- en individuele indicatoren aanwezig waren voor het instellen van een onderzoek. Het onderzoek bestond uit het horen van eiser en referente. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel eiser en referente gelijkluidend over het huwelijk hebben verklaard, zij verder tegenstrijdige, bevreemdingwekkende en ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd.
Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd.
3. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte onrechtmatig verblijf van eiser als indicator heeft aangemerkt. Hij is op basis van een visum Nederland ingereisd en heeft sindsdien altijd rechtmatig verblijf gehad. Voorts heeft verweerder met betrekking tot de verschillende culturele en religieuze achtergronden van eiser en referente niet gemotiveerd welke verschillen er bestaan, terwijl eiser juist heeft gewezen op de overeenkomsten. Verder betwist eiser niet dat het leeftijdsverschil een indicator is, maar stelt hij dat dit niet als een (zelfstandige) afwijzingsgrond kan worden aangenomen. Eiser wijst er voorts op dat er voor hem als Turks onderdaan andere routes zijn om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen, bijvoorbeeld op grond van het Turks Associatierecht. Een huwelijk is daarvoor niet nodig. Hij is dan ook uit liefde met referente getrouwd, hetgeen wordt bevestigd door de verklaringen van [persoon 2], een collega van eiser en referente, en [persoon 1], de dochter van referente, aldus eiser.
4. Op grond van artikel 35 van Richtlijn 2004/38/EG (hierna: Verblijfsrichtlijn) kunnen de lidstaten maatregelen nemen om een in de richtlijn neergelegd recht in het geval van misbruik of fraude, zoals schijnhuwelijken, te ontzeggen, te beëindigen of in te trekken. Artikel 35 van de Verblijfsrichtlijn is geïmplementeerd in artikel 8.25 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), waarin staat dat verweerder het rechtmatig verblijf kan beëindigen indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens zouden hebben geleid tot weigering van toegang of verblijf. In overweging 28 van de richtlijn worden schijnhuwelijken omschreven als huwelijken die zijn aangegaan met als enig doel het in de richtlijn neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten. Uit paragraaf 4.2 van de in COM 2009, 313, neergelegde richtsnoeren inzake de Verblijfsrichtlijn blijkt dat lidstaten individuele gevallen mogen onderzoeken wanneer er een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat, waarbij zij zich kunnen baseren op eerdere analyses en ervaringen die aantonen dat er een duidelijk verband bestaat tussen gevallen waarin misbruik is bewezen en bepaalde kenmerken van deze gevallen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er verscheidene indicatoren aanwezig zijn dat het huwelijk tussen eiser en referente een schijnhuwelijk is. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat uit eerdere ervaringen en analyses is geconstateerd dat er sprake is van een sterke toename van aanvragen om toetsing aan het gemeenschapsrecht door derdelanders die verblijf beoogden bij burgers van de Unie met een Oost-Europese nationaliteit. Bij een groot aantal van deze aanvragen is geconstateerd dat er sprake was van een schijnhuwelijk of een schijnrelatie. De omstandigheid dat eiser als Turkse onderdaan bijvoorbeeld ook op grond van het Turks Associatierecht verblijfsrecht had kunnen verkrijgen, doet er niet aan af dat er sprake kan zijn van een schijnhuwelijk. Ook is uit eerdere ervaringen en analyses gebleken dat wanneer er sprake is van een schijnhuwelijk, de burger van de Unie en de derdelander vaak samenwonen op hetzelfde adres met andere landgenoten of familieleden. Uit de gegevens afkomstig uit de BRP is gebleken dat op het gestelde adres van eiser en referente diverse landgenoten en familieleden staan ingeschreven. Vastgesteld is dat het hier een broer van eiser, zijn dochter, zijn gestelde partner en haar twee kinderen en de dochter en kleindochter van referente betreffen. Ook het postcodegebied in Den Haag waar zij woonachtig zijn geldt als een algemene ervaringsindicator. Voorts heeft verweerder er onder meer op gewezen dat eiser en referente geen gemeenschappelijke taal hebben, dat referente 14 jaar ouder is dan eiser en dat zij verschillende culturele en religieuze achtergronden hebben. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder die verschillen voldoende gemotiveerd. De stelling van eiser dat die verschillen voor hen geen belemmering waren en dat er ook overeenkomsten zijn, doet daar niet aan af. Voorts heeft verweerder gewezen op de Facebook-pagina’s van eiser en referente. Zo staat op de pagina van eiser dat hij sinds mei 2016 een relatie heeft en staat op de pagina van referente 4 september 2015 als huwelijksdatum, terwijl zij op 28 maart 2016 in het huwelijk zijn getreden. Voorts heeft referente verscheidene foto’s van uitstapjes met de broer van eiser geplaatst. De stelling van eiser dat het normaal is dat referente activiteiten onderneemt met zijn broer en daarvan foto’s plaatst, omdat zij familie zijn, doet er niet aan af dat verweerder dit als een indicator heeft kunnen aanmerken. Met het aanmerken van indicatoren heeft verweerder immers nog niet een oordeel gegeven over de aard van het huwelijk tussen eiser en referente, maar alleen dat er aanleiding bestaat de aard van het huwelijk nader te onderzoeken. Voor zover eiser heeft betoogd dat hij nooit onrechtmatig verblijf heeft gehad, wordt overwogen dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat dit ook niet als zodanig als indicator is tegengeworpen. Niet in geschil is dat eiser rechtmatig Nederland is ingereisd.
Reeds gelet op voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er voldoende indicatoren bestaan die een nader onderzoek rechtvaardigen.
5.2
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt mogen stellen dat eiser en referente tijdens de gehoren in het kader van het nader onderzoek tegenstrijdige, bevreemdingwekkende en ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd. Zo hebben zij verschillend verklaard over het weekend voorafgaande aan de gehoren, namelijk over of ze die zaterdag na het werk van eiser nog de stad zijn in geweest, over wie er tijdens het eten allemaal waren en of de partner van de broer van eiser en haar kinderen dat weekend thuis waren. Ook heeft verweerder het vreemd mogen achten dat referente de namen van de partner van eisers broer en haar kinderen niet kent en hebben eiser en referente tegenstrijdig verklaard over of referente met de partner van eisers broer communiceert. Verweerder heeft deze aspecten, anders dan eiser heeft gesteld, mogen betrekken, aangezien zij gezamenlijk in één huis wonen en de partner van eisers broer en haar kinderen derhalve onderdeel uitmaken van het huwelijksleven van eiser en referente. Verder heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat het erop lijkt dat referente haar uitstapjes naar Duitsland en Parijs met de broer van eiser bewust stil heeft willen houden en heeft verweerder het opvallend mogen achten dat referente al sinds mei 2015 bij de broer van eiser in huis woont, terwijl eiser zelf pas op 1 augustus 2017 naar Nederland is gekomen. Voorts hebben eiser en referente afwijkend verklaard of eiser bij aankomst in Nederland cadeautjes heeft meegenomen. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat aan de verklaringen van een collega en de dochter van referente niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst te zien, nu deze verklaringen niet afkomstig zijn van objectieve bronnen.
5.3
Gelet op voorgaande heeft verweerder het huwelijk van eiser en referente niet ten onrechte als schijnhuwelijk aangemerkt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.