13.37uur Een tweede man verlaat het portiek van de percelen [adres verdachte] .
De staandehouding en de doorzoekingen
Na onder meer informatie te hebben vergaard over antecedenten van de verdachte en over antecenten van (voormalige) bewoners van de [adres2] is voornoemde [personenauto] om 13:05 uur staande gehouden op de Koppeling te Houten.In de [personenauto] werden als bestuurder [medeverdachte] aangehoudenen als bijrijdster [naam bijrijdster] .
Bij de doorzoeking van de [personenauto] werd achterin een zilverkleurige trollykoffer aangetroffen.[naam bijrijdster] verklaarde dat het haar koffer was en zij heeft de code gegeven van het cijferslot van de koffer. In de koffer werd een zwarte rugzak aangetroffen van het merk Samsonite type 1910. Vervolgens is de rugzak onderzocht. Nadat de rugzak aan de binnenzijde werd opengesneden trof de politie een grote hoeveelheid geld aan in briefjes van € 500,- dat in plastic was verpakt.Het geld zat in een verborgen vak. Bij telling bleek het te gaan om € 350.000,-.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte, de [adres verdachte] , werden in een slaapkamer in een nachtkastje drie stapels briefgeld aangetroffen en een portemonnee met een stapel briefgeld van € 100,- biljetten. In de woonkamer werden in een holle ruimte in de salontafel grote stapels briefgeld aangetroffen. In totaal bleek het te gaan om € 216.810,-.
In een lade van de salontafel werd een rolletje papiergeld aangetroffen met tien biljetten van € 50,- (in totaal € 500,-). Het geld dat in het ladekastje was aangetroffen, betrof 109 biljetten van € 100,- (in totaal € 10.900,-), 118 biljetten van € 50,- (in totaal € 5.900,-) en 4 biljetten van € 20,- (in totaal 80,-). Het geld in de portemonnee betrof 9 biljetten van € 100,- (in totaal € 900,-).In een in de woning aangetroffen laptop werd tot slot een briefje van
€ 500,- aangetroffen.Dat maakt dat in totaal € 235.590,- in de woning van [verdachte] werd aangetroffen.
In de woning werden ook 337 pillen aangetroffen:
-1 boterhamzakje met 86 witte tabletten;
-1 gripzakje met 9 witte tabletten;
-1 boterhamzakje met 9 groene tabletten;
-1 vacuümzakje met 40 groene tabletten;
-1 vacuümzakje met 48 groene tabletten;
-1 boterhamzakje met 80 witte tabletten;
-1 boterhamzakje met 65 witte tabletten
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de pillen MDMA bevatten.
In de woning werden ook twee geldtelmachines aangetroffen, een vacuümapparaat en een tas van [bedrijfsnaam] met 2 Samsonite rugtassen.
In de woning was ook een Albert Heijn plastic tas aangetroffen met daarin:
- een zwart/grijs stuk plasticschuim, dat volgens de politie gebruikt kan worden voor de bescherming in rugtassen;
- een strook zwarte stof;
- plastic handschoenen die binnenste buiten zaten;
- een wit papieren label met daarop het merk Samsonite;
- doorzichten tape resten;
- een groen doosje met de merknaam Scotch, waarin een rol tape in had moeten gezeten.
[getuige 2]
heeft verklaard dat zij vier dagen per week verblijft in de woning van haar vriend [naam] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) aan de [adres verdachte] .Zij heeft verklaard dat zij een keer met de verdachte naar het [bedrijfsnaam] was gegaan in [adres bedrijf] om daar een zwarte rugtas te kopen die de verdachte had besteld.Gevraagd naar wie er op 29 april 2016 langskwam bij de woning van de verdachte, heeft [getuige 2] verklaard dat dit “ [medeverdachte] ” was, een vriend van de verdachte. Die “ [medeverdachte] ” kwam rond 11:45 uur langs.
De € 350.000,-
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of de verdachte de verweten handelingen heeft verricht met betrekking tot het in de auto aangetroffen geldbedrag. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het [medeverdachte] was die uit de woning van de verdachte een rugtas heeft meegenomen. Immers volgt uit de verklaring van [getuige 2] dat een zekere “ [medeverdachte] ” bij de woning langs kwam omstreeks het moment dat man1 het portiek van onder meer de woning verliet. Ook past de naam “ [medeverdachte] ” bij de voornaam van [medeverdachte] . Tot slot volgt uit het dossier dat man1 vanaf de woning tot aan de aanhouding van [medeverdachte] niet zodanig uit het oog is verloren door de politie dat man1 die de woning verliet “van plaats” is gewisseld zonder dat de politie daarvan op de hoogte raakte.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de rugtas uit de woning van de verdachte dezelfde rugtas was als de rugtas die in de auto is aangetroffen. Immers, uit het onderzoek blijkt dat geen vergelijkbare rugtas in de woning aan de [adres2] is aangetroffen waar [medeverdachte] een tussenstop had. Dat maakt dat de rugtas in de rolkoffer die uit de [adres2] kwam, dezelfde rugtas is die [medeverdachte] die woning had ingebracht en die hij daarvoor uit de woning van de verdachte had meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat de rugtas, waarin de
€ 350.000,- is aangetroffen, in de woning van de verdachte en onder diens hoede is geprepareerd en dat in die woning ook het geld in de rugtas is verborgen. In de eerste plaats volgt uit de verklaring van [verbalisant] , [getuige 2] en het aantreffen van soortgelijke rugtassen in zijn woning dat de verdachte die rugtas had aangeschaft. In de tweede plaats is in zijn woning een Albert Heijn tas aangetroffen met daarin goederen die gebruikt konden worden voor het prepareren van een rugtas. In de derde plaats is er in zijn woning ook een groot geldbedrag van € 216.810,- aangetroffen. Ook wijst de aanwezigheid van de geldtelmachines en het vacuümapparaat in zijn woning op gevorderde geld-tel-activiteiten en ten slotte kan worden uitgesloten dat het bedrag van € 350.000,- in de rugtas is gestopt in de korte tijd dat de rugzak zich in de de [adres2] bevond. Immers, toen de politie de rugtas onderzocht, was het vak met daarin het geld dichtgenaaid. Om de tas dusdanig te prepareren, was tijdens het korte bezoek van [medeverdachte] aan de [adres2] niet voldoende tijd.
De voornoemde feiten en omstandigheden laten zonder een aannemelijke verklaring van de verdachte, die door hem niet is gegeven, geen andere conclusie toe dan dat de verdachte een bedrag van € 350.000,- voorhanden had en dat hij, door het aan [medeverdachte] geven van een geprepareerde rugtas met daarin dat bedrag, de verplaatsing van dat bedrag heeft willen verhullen. De rechtbank acht dat daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat andere verweten handelingen noch het medeplegen bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe is redengevend dat niet is gebleken dat het geld nadat het de woning van de verdachte had verlaten nog in de beschikkingsmacht van de verdachte was en dat uit de bewijsmiddelen evenmin volgt dat er toen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Voorts volgt uit het dossier evenmin dat er anderen dan de verdachte beschikkingsmacht hadden over de € 350.000,- toen dat bedrag nog in zijn woning aanwezig was.
De € 235.590,-
De rechtbank ziet zich ten tweede gesteld voor de vraag of de verdachte de verweten handelingen heeft verricht met betrekking tot de in zijn woning aangetroffen geldbedragen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de in zijn woning aangetroffen € 235.590,- voorhanden heeft gehad. Het geld is immers in zijn woning aangetroffen. Voor zover uit de enkele omstandigheid van de aanwezigheid van het geld in zijn woning het voorhanden hebben nog niet zou volgen, maakt de rechtbank uit de plaats waar het merendeel van het geld is aangetroffen
– verborgen in de salontafel – op dat degene die het daar heeft verstopt alle toegang had tot de woning. Voorts past het bij het reeds bewezen verklaarde voorhanden hebben van
€ 350.000,-. Zonder redelijke verklaring van de verdachte, die door hem niet is gegeven, laten voornoemde feiten geen andere conclusie toe.
De rechtbank is voorts van oordeel dat andere verweten handelingen noch het medeplegen bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe is redengevend dat niet uit het dossier volgt dat er anderen dan de verdachte beschikkingsmacht hadden over het geld in zijn woning. Van andere handelingen met dat geld dan voorhanden hebben, is voorts niets gebleken.
Uit misdrijf afkomstig
De rechtbank ziet zich tot slot ten aanzien van de twee geldbedragen gesteld voor de vraag of die geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. En, zo ja, of de verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat van de verdachte geen loongegevens bekend zijn over de periode 2011 tot en met 2015, met uitzondering van een bedrag van € 600,- in het jaar 2013. Ook heeft hij in de periode 2012 tot en met 2016 zorgtoeslag ontvangen.Van andere inkomsten of ander vermogen van de verdachte volgt uit het dossier niets.
Voorgaande maakt dat de verdachte heeft beschikt over € 585.590,-, terwijl daar geen legaal inkomen of vermogen tegenover staat en hij daarvan € 350.000,- aan [medeverdachte] heeft meegegeven in een geprepareerde rugtas. Dat alles is naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs en dat vraagt dan ook van de verdachte om een redelijke, redengevende ontzenuwende, verklaring. Geconfronteerd met al die omstandigheden, zowel bij de politie als bij de rechtbank, heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank is van oordeel dat bij die stand van zaken, bij een dergelijk groot bedrag, voldoende aannemelijk is geworden dat het geld – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig was én dat de verdachte daarvan op de hoogte moet zijn geweest, toen hij de bewezen verklaarde handelingen pleegde.
Aanwezigheid MDMA
De rechtbank is van oordeel dat ook voldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de in zijn woning aangetroffen MDMA-pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De pillen zijn immers in diverse ruimten in zijn woning aangetroffen en de verdachte heeft over die aanwezigheid geen verklaring willen afleggen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het zijn pillen zijn.
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.