13.37uur Een tweede man verlaat het portiek van de percelen [adres medeverdachte] .
De staandehouding en de doorzoekingen
Na onder meer informatie te hebben vergaard over antecedenten van [medeverdachte] en over antecenten van voormalige bewoners van de [adres2] is voornoemde [personenauto] om 13:05 uur staande gehouden op de Koppeling te Houten.In de [personenauto] werden als bestuurder de verdachte aangehoudenen als bijrijdster [naam bijrijdster] .
Bij de doorzoeking van de [personenauto] werd achterin een zilverkleurige trollykoffer aangetroffen.[naam bijrijdster] verklaarde dat het haar koffer was en zij heeft de code gegeven van het cijferslot van de koffer. In de koffer werd een zwarte rugzak aangetroffen van het merk Samsonite type 1910. Vervolgens is de rugzak onderzocht. Nadat de rugzak aan de binnenzijde werd opengesneden, trof de politie een grote hoeveelheid geld aan in briefjes van € 500,- dat in plastic was verpakt.Het geld zat in een verborgen vak. Bij telling bleek het te gaan om € 350.000,-.
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] , de [adres medeverdachte] , werden in de woonkamer in een hole ruimte van de salontafel grote stapels briefgeld aangetroffen. Dat bleek te gaan om € 216.810,-.
In de woning werden ook twee geldtelmachines aangetroffen, een vacuümapparaat en een tas van [bedrijfsnaam] met 2 Samsonite rugtassen.
In de woning werd ook een Albert Heijn plastic tas aangetroffen met daarin:
- een zwart/grijs stuk plasticschuim, dat volgens de politie gebruikt kan worden voor de bescherming in rugtassen;
- een strook zwarte stof;
- plastic handschoenen die binnenste buiten zaten;
- een wit papieren label met daarop het merk Samsonite;
- doorzichten tape resten;
- een groen doosje met de merknaam Scotch, waarin een rol tape in had moeten gezeten.
[getuige 2]
heeft verklaard dat zij vier dagen per week verblijft in de woning van haar vriend [naam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) aan de [adres medeverdachte] .Zij heeft verklaard dat zij een keer met [medeverdachte] naar het [bedrijfsnaam] was gegaan in [adres bedrijf] om daar een zwarte rugtas te kopen die [medeverdachte] had besteld.Gevraagd naar wie er op 29 april 2016 langskwam bij de woning van [medeverdachte] heeft [getuige 2] verklaard dat dit “ [verdachte] ” was, een vriend van [medeverdachte] . Die “ [verdachte] ” kwam rond 11:45 uur langs.
De € 350.000,-
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of de verdachte de verweten handelingen heeft verricht met betrekking tot het in de auto aangetroffen geldbedrag. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het de verdachte was die uit de woning van [medeverdachte] een rugtas heeft meegenomen. Immers volgt uit de verklaring van [getuige 2] dat een zekere “ [verdachte] ” bij de woning langs kwam omstreeks het moment dat man1 het portiek van onder meer de woning verliet. Ook past de naam “ [verdachte] ” bij de voornaam van de verdachte, zijnde “ [verdachte] ”. Tot slot volgt uit het dossier dat man1 vanaf de woning tot aan de aanhouding van de verdachte niet zodanig uit het oog is verloren door de politie dat man1 die de woning verliet “van plaats” is gewisseld zonder dat de politie daarvan op de hoogte raakte.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de rugtas uit de woning van [medeverdachte] dezelfde rugtas was als de rugtas die in de auto is aangetroffen. Immers, uit het onderzoek blijkt dat geen vergelijkbare rugtas in de woning aan de [adres2] is aangetroffen waar de verdachte een tussenstop had. Dat maakt dat de rugtas in de rolkoffer die uit de [adres2] kwam, dezelfde rugtas is die de verdachte die woning had ingebracht en die hij daarvoor uit de woning van [medeverdachte] had meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat de rugtas, waarin de
€ 350.000,- is aangetroffen, in de woning van [medeverdachte] en onder diens hoede is geprepareerd en dat in die woning ook het geld in de rugtas is verborgen. In de eerste plaats volgt uit de verklaring van [verbailisant] , [getuige 2] en het aantreffen van soortgelijke rugtassen in de woning van Gomez Rivas, dat hij die rugtas had aangeschaft. In de tweede plaats is in zijn woning een Albert Heijn tas aangetroffen met daarin goederen die gebruikt konden worden voor het prepareren van een rugtas. In de derde plaats is er in zijn woning ook een groot geldbedrag van € 216.810,- aangetroffen. Ook wijst de aanwezigheid van de geldtelmachines en het vacuümapparaat in de woning van [medeverdachte] op gevorderde geld-tel-activiteiten en ten slotte kan worden uitgesloten dat het bedrag van € 350.000,- in de rugtas is gestopt in de korte tijd dat de rugzak zich in de [adres2] bevond. Immers, toen de politie de rugtas onderzocht, was het vak met daarin het geld dichtgenaaid. Om de tas dusdanig te prepareren was tijdens het korte bezoek van de verdachte aan de [adres2] niet voldoende tijd.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de rugtas met € 350.000,- heeft verworven van [medeverdachte] en voorhanden heeft gehad vanaf het moment dat hij met die rugtas de woning van [medeverdachte] verliet.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van het medeplegen van het voorhanden hebben met [naam bijrijdster] vanaf het moment dat beiden gezamenlijk de woning [adres2] verlieten. Immers zat de rugtas in haar rolkoffer, welke koffer door de verdachte uit haar woning was gehaald en door hem in de auto was geplaatst die hij bestuurde en waar [naam bijrijdster] als bijrijdster in zat.
Uit misdrijf afkomstig
De rechtbank ziet zich tot slot gesteld voor de vragen of de € 350.000,- van misdrijf afkomstig was. En zo ja, of de verdachte en later ook [naam bijrijdster] dat wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit hetgeen de rechtbank reeds heeft vastgesteld volgt dat de verdachte een geprepareerde rugtas met daarin verborgen € 350.000,- heeft gekregen van [medeverdachte] . Die rugtas is vervolgens door de verdachte naar de woning [adres2] gebracht en in die woning in een rolkoffer van [naam bijrijdster] gestopt. Tot slot hebben de verdachte en [naam bijrijdster] gezamenlijk met die koffer (met de rugtas er in) die woning verlaten en zijn ze gezamenlijk in een auto aangehouden waarin die koffer lag. Dat alles is naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs en dat vraagt dan ook van de verdachte om een redelijke, redengevende ontzenuwende, verklaring. Geconfronteerd met al die omstandigheden, zowel bij de politie als bij de rechtbank, heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Daarbij merkt de rechtbank op dat het feit dat niet vastgesteld kan worden of de verdachte wetenschap had van de € 350.000,- in de rugtas, niet af doet aan het voorgaande. Het gaat immers om de feiten en omstandigheden waarmee hij bij de politie en/of de rechtbank is geconfronteerd.
De rechtbank is van oordeel dat bij die stand van zaken, bij een dergelijk groot bedrag, voldoende aannemelijk is geworden dat het geld – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig was én dat de verdachte daarvan op de hoogte moet zijn geweest, toen hij de bewezen verklaarde handelingen pleegde.
Ten aanzien van het medeplegen met [naam bijrijdster] is van belang dat er een geprepareerde rugtas met daarin verborgen € 350.000,- in haar rolkoffer zat. Deze rugtas was slechts minuten in haar woning geweest toen deze meekwam met de verdachte. Deze rugtas is daarop in haar rolkoffer gestopt en zij is aangehouden met de verdachte toen ze die koffer vervoerden. Geconfronteerd met al die omstandigheden, bij de politie, heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht. De rechtbank is van oordeel dat bij die stand van zaken, bij een dergelijk groot bedrag, voldoende is gebleken dat het geld – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig was én dat [naam bijrijdster] daarvan op de hoogte moet zijn geweest toen zij de bewezenverklaarde handeling pleegde. Dat maakt dat het reeds besproken medeplegen van het voorhanden hebben in zijn geheel bewezen kan worden verklaard.
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.