ECLI:NL:RBDHA:2018:14178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
09/827311-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door een zorgverlener

Op 3 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige kinderen, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van de slachtoffers, die op 7 januari 2017 meldde dat haar dochter, toen 6 jaar oud, had verklaard dat de verdachte seksuele handelingen bij haar had gepleegd. De verdachte, geboren in 1952, ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij impotent was en geen seksuele behoefte had. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 24 september en 19 november 2018, waarbij de officier van justitie mr. L. Pronk en de raadsman mr. W. Römelingh betrokken waren.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 1], betrouwbaar waren, mede door de gedetailleerde beschrijvingen van de handelingen en de spontane wijze waarop zij deze had gedaan. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte handelingen had gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen aan [slachtoffer 1] voor immateriële schade, met wettelijke rente vanaf 7 januari 2017.

De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden. De uitspraak is een belangrijke stap in de bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik en het waarborgen van hun veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827311-18
Datum uitspraak: 3 december 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 24 september 2018 (pro forma) en 19 november 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Pronk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W. Römelingh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij iop een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 7 januari 2017 te 's-Gravenhage, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en aan zijn, verdachtes zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het aan zijn, verdachtes penis laten likken door die [slachtoffer 1] en/of
- slagroom van zijn penis af laten likken door die [slachtoffer 1] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 1] en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn verdachtes billen laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of de billen van die [slachtoffer 1] betasten en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] betasten en/of
- die [slachtoffer 1] en haar broer [slachtoffer 2] gezegd dat ze op elkaar moesten liggen en/of aldus op elkaar laten liggen met hun billen en/of kruis tegen elkaar aan en/of vervolgens heen en weer laten wrijven;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelgen in de periode van omstreeks 1 juni 2016 tot en met 7 januari 2017 te 's-Gravenhage ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2010,
door
- het aan zijn, verdachtes penis laten likken door die [slachtoffer 1] en/of
- slagroom van zijn penis af laten likken door die [slachtoffer 1] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 1] en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn verdachtes billen laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of de billen van die [slachtoffer 1] betasten en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] betasten en/of
- die [slachtoffer 1] en haar broer [slachtoffer 2] gezegd dat ze op elkaar moesten liggen en/of aldus op elkaar laten liggen met hun billen en/of kruis tegen elkaar aan en/of vervolgens heen en weer laten wrijven;
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 7 januari 2017 te 's-Gravenhage ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2008,
door
- het aan zijn, verdachtes penis laten likken door die [slachtoffer 2] en/of
- slagroom van zijn penis af laten likken door die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] en/of zijn zusje [slachtoffer 1] gezegd dat ze op elkaar moesten liggen en/of aldus op elkaar laten liggen met hun billen en/of kruis tegen elkaar aan en/of vervolgens heen en weer laten wrijven.

3.Ontvankelijkheidsverweren

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft twee verweren gevoerd ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn recht tot vervolging.
Het eerste verweer houdt in dat de verdachte op 4 april 2018 door de Duitse autoriteiten is aangehouden en pas op 18 juni 2018 een (Nederlandse) rechter over zijn zaak heeft geoordeeld. Met het uitblijven van een rechterlijk oordeel voor de duur van meer dan twee maanden over de vrijheidsbeneming van de verdachte, is gehandeld in strijd met artikel 5 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), artikel 9 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) en artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest EU). Deze schending is zo fundamenteel, aldus de verdediging, dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden.
Het tweede verweer houdt in dat de verdachte gedurende zijn hechtenis in Duitsland, die op verzoek van de Nederlandse autoriteiten had plaatsgevonden, de gelegenheid was ontzegd om zijn kleding te wassen. Hierdoor heeft de verdachte meer dan twee maanden in ongewassen kleding moeten rondlopen. Dit levert een onmenselijke behandeling op. Daarmee is gehandeld in strijd met artikelen 3 EVRM, 7 IVBPR en 4 Handvest EU. Ook deze schending is zo fundamenteel dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de stellingen van de verdediging over de vermeende schendingen onvoldoende zijn onderbouwd. Voor zover zou blijken dat er wel sprake is van schendingen, dan – zo begrijpt de rechtbank – was er geen sprake van een inbreuk die doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte is veroorzaakt en waardoor aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De verweren dienen dan ook volgens de officier van justitie te worden verworpen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging haar twee stellingen 1) dat de verdachte gedurende meer dan twee maanden toegang tot een rechter en 2) toegang tot schone kleding is ontzegd, niet onderbouwd. Ook in het licht van het dossier is er geen begin van aannemelijkheid dat voornoemde stellingen juist zijn. Aangezien de rechtbank de stellingen van de verdediging niet kan toetsen, verwerpt zij de aangevoerde verweren.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
[moeder van slachtoffers] heeft in haar aangifte verklaard dat op 7 januari 2017 haar toen 6-jarige dochter [slachtoffer 1] bij een bezoek aan het zwembad in een kleedhoekje beschrijvingen heeft gegeven van ontuchtige handelingen, die de verdachte – een inwonende huisvriend – bij haar had gepleegd. [slachtoffer 1] kwam met deze beschrijvingen na het zien van het schaamhaar van haar moeder, omdat de verdachte op die plek ook haar had zitten. De 9-jarige zoon van [moeder van slachtoffers] , [slachtoffer 2] , bevestigde het verhaal van [slachtoffer 1] . Kort daarop had [slachtoffer 1] verklaard dat dit ook bij [slachtoffer 2] was gebeurd, dat zij dat bij de verdachte moesten doen en/of dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat bij elkaar moesten doen. Dit zouden ze tegen een getuige hebben herhaald en daarvan zouden geluidsopnames zijn gemaakt. Vervolgens zijn de kinderen door de politie verhoord. De verdachte wordt – kort gezegd – ten aanzien van het meisje verweten dat hij handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnen dringen van haar lichaam (feit 1 primair), dan wel dat hij ontucht met haar heeft gepleegd (feit 1 subsidiair). Ten aanzien van het jongetje wordt hem verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd (feit 2). De verdachte heeft de feiten ontkend.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het rapport van dr. [naam] ter zake de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de rechtbank buiten beschouwing moet worden gelaten. Daartoe is redengevend dat niet is gebleken dat het rapport door een kundig persoon is opgesteld en dat de gehanteerde onderzoeksmethode onduidelijk en onbetrouwbaar is. Ten aanzien van het bewijs heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte door zijn impotentie niet in staat was de verweten handelingen uit te voeren en ook geen seksuele behoefte meer heeft. Volgens de raadsman weerspreekt [slachtoffer 2] de verklaring van [slachtoffer 1] over enige ontuchtige handelingen. Hij acht de verklaring van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar gelet op de inconsistenties daarin. Voorts komt de inhoud van de verklaringen van de overige getuigen volgens de raadsman slechts uit één bron. Tot slot wijkt de verklaring van [getuige] dermate af van hetgeen [slachtoffer 2] bij de politie heeft verklaard dat die verklaring evenmin als steunbewijs kan dienen.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan dat hoogleraar rechtspsychologie P.J. Koppen als deskundige wordt benoemd en wordt geraadpleegd over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als de rechtbank het rapport van dr. [naam] bij de beoordeling van de tenlastelegging wenst te gebruiken.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
[moeder van slachtoffers] , de moeder van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 2010) en [slachtoffer 2] ( [geboortedag] 2008), heeft op 17 januari 2017 aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar kinderen door de verdachte. [2] De verdachte is een vriend van [moeder van slachtoffers] , die haar was gaan helpen in huis en bij de verzorging van de kinderen en die vanaf juli 2016 bij haar in huis kwam. [3]
4.4.1
Feit 1: [slachtoffer 1]
heeft tijdens een kindvriendelijk studioverhoor op 31 januari 2017 onder meer het volgende verklaard: Dat zij van [verdachte] “aan zijn piemel [moest] likken”. “Dan ben je in je nakie en dan doe je dit bij je piemel en dan lik je er een beetje aan”. Volgens de verbalisant maakte [slachtoffer 1] van haar mond een O-vorm en bewoog zij haar hoofd naar voren en naar achteren, toen zij in het verhoor zei “dan doe je dit bij je piemel”. Ook moest zij vaak slagroom van zijn piemel aflikken. Dat vond volgens [slachtoffer 1] plaats “bij [moeder van slachtoffers] ”, bij de [straatnaam] . Zij moest van de verdachte op zolder aan zijn piemel likken. [4] Over de kleding van de verdachte heeft [slachtoffer 1] verklaard dat tijdens het likken “hij die niet [ging] aandoen. Hij was helemaal naakt.” De piemel van de verdachte was volgens [slachtoffer 1] “stijf”, want hij was “omhoog”. [5] Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij eens op zolder wilde spelen en dat de verdachte toen aan haar vroeg of zij “met kruisje en billen” wilde spelen. Volgens de verbalisant maakte [slachtoffer 1] , toen zij uitlegde wat zij daarmee bedoelde, een O-vorm met haar rechterhand en bewoog die op en neer, van boven naar beneden. [6] Daarbij zei zij “dat ik zijn piemel zo moet, heen en weer zo..”, en herhaalde zij voornoemde uitbeelding. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij dat ook wel eens bij de verdachte had gedaan. [7] Over het slagroom likken heeft [slachtoffer 1] verklaard dat het een beetje naar plas smaakte en dat het vies smaakte, omdat de verdachte zijn piemel niet had gewassen. [8] heeft de piemel van de verdachte op verzoek van de verhoorder getekend en daarbij verklaard dat de piemel van de verdachte helemaal bruin was, dat “hier het naakte uit [komt]”, dan “doe je het een beetje naar beneden, en dan is dit het naakte en daar doet hij het op”, [de slagroom]. Dat “naar beneden doen” deed de verdachte, zo verklaarde [slachtoffer 1] , maar zij had het ook één keer gedaan. [9] Ook moest zij de billen van de verdachte “masseren”. Zij deed dat met haar handen: “heen en weer ronddraaien met zijn billen”. De verdachte deed dat volgens [slachtoffer 1] ook bij haar. De verdachte had tegen haar gezegd dat het “lekker” en “ook heel warm” was als zij dat bij hem deed. [10] Volgens [slachtoffer 1] was [slachtoffer 2] er één keer bij en had hij gezien dat zij met de verdachte bezig was met “kruisje en billen”. [11]
De verdachte heeft bevestigd dat hij – bij afwezigheid van de moeder – [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanaf juli 2016 is gaan verzorgen. [12] Hij heeft ontkend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Voorts heeft hij verklaard dat hij impotent is en geen seksuele behoefte heeft door medicatiegebruik en dus niet is staat was de verweten gedragingen te plegen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar worden beoordeeld, omdat [slachtoffer 1] spontaan en authentiek heeft verklaard. De spontaniteit van haar verklaring volgt mede uit de omstandigheid dat zij volgens haar moeder zonder daar naar te zijn gevraagd heeft verklaard, namelijk bij het zien van het schaamhaar bij haar moeder in de kleedkamer. Zij zei dat de verdachte dat ook had en dat zij daar had aangezeten. [13] Voorts was het [slachtoffer 1] die haar verklaring bij de politie nader uitlegde door het uitbeelden van handelingen waarover zij net had verklaard, zonder dat de verhoorder haar (expliciet) om een uitbeelding vroeg. De authenticiteit volgt uit de omstandigheid dat [slachtoffer 1] gedetailleerd heeft verklaard over de verscheidene seksuele handelingen en ook haar verklaring over het likken van slagroom niet alleen heeft beschreven, maar daarbij ook haar beleving heeft benoemd, namelijk dat het vies smaakte, naar plas. Dit past naar het oordeel van de rechtbank eerder bij een feitelijke ervaring dan bij bijvoorbeeld het zien van pornografische afbeeldingen. Bovendien volgt de authenticiteit ook uit de aanvullingen die [slachtoffer 1] gaf bij haar verklaring, zoals het uitbeelden van waarover zij verklaarde, om zo duidelijk te maken waarover zij sprak. Daarnaast volgt het uit het feit dat zij – daar waar de verbalisanten en [slachtoffer 1] elkaar niet helemaal begrepen of zij eerst anders verklaarde – rustig uitlegde wat zij bedoelde te zeggen en de verbalisanten corrigeerde (bijvoorbeeld daar waar zij eerst verklaarde dat zij het masseren van haar billen door de verdachte lekker vond, dat zij eigenlijk bedoelde te zeggen dat het de verdachte was die tegen haar zei dat hij het lekker vond als zij dat bij hem deed [14] ).
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat er inconsistenties en duidelijke onwaarheden in de verklaring van [slachtoffer 1] zitten, overweegt de rechtbank dat het gaat om een verklaring van een 6-jarig meisje. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen van die leeftijd veelal niet direct zonder overdrijving verklaren en dat zij gaandeweg hun verklaring nader concretiseren en verduidelijken naar mate er verdere vragen worden gesteld. In zoverre acht de rechtbank de inconsistenties en onwaarheden in de verklaring van [slachtoffer 1] niet van dien aard of strekking dat die daarmee afbreuk doen aan de rest van haar verklaring.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van [moeder van slachtoffers] Volgens [moeder van slachtoffers] had [slachtoffer 1] bij de situatie in een kleedhokje van het zwembad op 7 januari 2017 tegen haar gezegd dat de verdachte slagroom bij zijn schaamstreek had gedaan. Ook zou [slachtoffer 1] toen hebben verklaard dat zij moest doen alsof het een lolly was. Op de vraag van [moeder van slachtoffers] aan [slachtoffer 2] of dit waar was, zei hij heel oprecht “ja”. [15] Deze verklaring van [moeder van slachtoffers] past bij de verklaring van [slachtoffer 1] over het likken van slagroom van de piemel van de verdachte. Dat [slachtoffer 1] dat in het zwembad tegen haar moeder heeft gezegd, vindt voorts steun in de verklaring van de verdachte. Hij heeft immers verklaard dat [slachtoffer 2] bij het zwembad tegen hem had gezegd dat [slachtoffer 1] tegen haar moeder had gezegd dat zij aan de piemel van de verdachte had moeten likken. [16] Ook de geluidsopname van het gesprek dat een vriendin van [moeder van slachtoffers] , [vriendin van moeder van slachtoffers] direct na het voorval [17] in de kleedkamer met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had, ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] . Door de politie is die geluidsopname uitgeluisterd en daarop is onder meer het volgende te horen: [18]
[slachtoffer 1] :
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Moet je bij hem slapen [onverstaanbaar] vind je het leuk om bij hem te slapen. En wat doe je dan precies, kun je het mij vertellen?
[slachtoffer 1] : Ja dan moet ik altijd dat ene doen.
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Wat?
[slachtoffer 1] : Dat zijn piemeltje een lollie is.
[…]
[slachtoffer 1] : Hij ging, hij ging zo liggen. En toen ging ik zo slapen tegen hem. En toen ging hij met zijn kruis, dat deed hij, dat deed hij ook heel vaak toen het ochtend was.
[…]
[slachtoffer 2] :
[slachtoffer 2] : Ik zat alleen soms mee te spelen zo. Omhoog omlaag.
[…]
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Ja. En moet jij dat ook bij hem doen?
[slachtoffer 2] : Nee.
[…]
[vriendin van moeder van slachtoffers] : En wanneer heb jij dat dan gezien?
[slachtoffer 2] : De laatste keer toen we een film gingen kijken.
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Terwijl jullie een film lagen te kijken, toen…
[slachtoffer 2] : Met zijn drieën.
[vriendin van moeder van slachtoffers] : En toen moest jij, moest hij zij dat doen.
[slachtoffer 2] : Zij deed het gewoon. Zonder dat [verdachte] dat wou.
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Oké. En toen zei [verdachte] niet: “Dat mag niet. Stoppen!”
[slachtoffer 2] : Nee dat zei hij niet.
[…]
[vriendin van moeder van slachtoffers] : Nou dat komt allemaal wel. Maar jij wil toch niet dat [slachtoffer 1] dingen doen die ze niet wil?
[slachtoffer 2] : Ze doet het gewoon vanzelf.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt in die geluidsopname ook de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door [slachtoffer 2] . Wat [slachtoffer 2] daarin heeft gezegd past ook weer bij de verklaring van [moeder van slachtoffers] dat [slachtoffer 2] het verhaal van [slachtoffer 1] in het kleedhokje bevestigde.
Conclusie
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de volgende handelingen met [slachtoffer 1] heeft gepleegd:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het aan zijn, verdachtes, penis laten likken door die [slachtoffer 1] en
- slagroom van zijn penis af laten likken door die [slachtoffer 1] en
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 1] en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn, verdachtes, billen laten betasten door die [slachtoffer 1] en de billen van die [slachtoffer 1] betasten.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, voldoende wettig en overtuigend bewezen acht dat de door de verdachte gepleegde handelingen ook mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , namelijk het brengen van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] (het primair tenlastegelegde). Het door [slachtoffer 1] bij haar politieverklaring maken van een O-vorm van haar mond en tegelijkertijd het op- en neer bewegen van haar hoofd kan de rechtbank namelijk niet anders interpreteren dan een “pijpbeweging” voor oraal seksueel contact. Voor zover onduidelijk blijft hoe ver [slachtoffer 1] daarin is gegaan, is voor een bewezenverklaring van binnendringen van het lichaam reeds voldoende dat de penis van de verdachte tussen de lippen van de mond van [slachtoffer 1] is geweest. Dat minst genomen dat heeft plaatsgevonden volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de wettige bewijsmiddelen.
Het verweer van de verdachte dat hij die handelingen door zijn gestelde impotentie niet kan hebben gepleegd acht de rechtbank op geen enkele wijze onderbouwd. Het is slechts de verdachte die heeft gesteld dat hij al jaren impotent is, maar een medische verklaring daarover is niet door de verdachte overgelegd. De enkele omstandigheid dat de medicatie die de verdachte tot zich neemt tot impotentie kàn leiden, maakt nog niet dat dit gevolg ook intreedt, laat staan dat dat was ingetreden ten tijde van het plegen van de handelingen met [slachtoffer 1] . Voorts maakt fysieke impotentie (lees: het niet kunnen krijgen van een erectie) nog niet dat er geen seksuele behoeften bij de verdachte kunnen hebben bestaan. Laat staan dat de bewezen handelingen ook zonder fysieke potentie (lees: een erectie) gepleegd kunnen worden en fysieke impotentie dus niet enkel tot de conclusie kan leiden dat de feiten niet door de verdachte hadden kunnen zijn gepleegd.
De verweten handelingen van:
- het betasten van de vagina van [slachtoffer 1] en
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat ze op elkaar moesten liggen en/of hen op elkaar te laten liggen met hun billen en/of kruis tegen elkaar aan en/of vervolgens heen en weer te laten wrijven,
acht de rechtbank niet bewezen en daarvan zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De eerste gedraging – het betasten van de vagina – komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voort uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie dan wel uit steunbewijs, terwijl het een handeling van een dermate ernstige aard betreft dat de rechtbank daarvoor meer bevestiging nodig heeft. De tweede gedraging – handelingen die de verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij elkaar zou hebben laten uitvoeren – wordt wisselend door [slachtoffer 1] beschreven. Wat daar precies zou zijn voorgevallen, blijft voor de rechtbank daarom onduidelijk.
4.4.2
Feit 2: [slachtoffer 2]
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt betreffende [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verklaring van [slachtoffer 1] over wat [slachtoffer 2] bij de verdachte dan wel bij haar in opdracht van de verdachte zou hebben gedaan, vindt geen steun in de politieverklaring van [slachtoffer 2] (hij ontkent daar zelfs dat hij nog weet wat er bij het zwembad is besproken) of in hetgeen [slachtoffer 2] in de geluidsopname heeft gezegd. Voor zover de pleegmoeder van [slachtoffer 2] heeft verklaard over hetgeen [slachtoffer 2] tegen haar zou hebben gezegd, blijft dat een de-auditu verklaring en zonder verklaring van [slachtoffer 2] zelf blijft er te veel twijfel bestaan of er iets is gebeurd met [slachtoffer 2] en wat dat dan zou moeten zijn geweest.
Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer 2] zich de negatieve gevolgen van de gehele situatie realiseert, namelijk dat er weer iemand uit zijn leven verdwijnt, terwijl hij zich al niet in een stabiele (gezins)omgeving bevindt. Dat [slachtoffer 2] in een loyaliteitsdilemma zat toen [slachtoffer 1] over de verdachte begon te verklaren en toen hij zelf werd gevraagd naar zijn ervaringen, acht de rechtbank dan ook alleszins begrijpelijk. De rechtbank beseft dat dat loyaliteitsdilemma invloed kan hebben gehad op het waarheidsgehalte van zijn verklaringen over het vermeende misbruik door de verdachte. Mogelijk heeft [slachtoffer 2] bepaalde zaken niet willen vertellen omdat hij, ondanks alles, niet wilde dat de verdachte uit zijn leven zou verdwijnen. Ook dat zou in de gegeven omstandigheden begrijpelijk zijn. Maar of dat daadwerkelijk zo is, kan de rechtbank niet vaststellen. Zij dient daarom af te gaan op hetgeen [slachtoffer 2] wél heeft verklaard en in die verklaring is onvoldoende steunbewijs te vinden voor de aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde handelingen. Om die reden spreekt de rechtbank de verdachte daarvan vrij.
4.4.3
Het voorwaardelijk verzoek
Omdat de rechtbank het rapport van dr. [naam] van 23 september 2018 niet bij de waardering van het bewijs heeft gebruikt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk verzoek om hoogleraar rechtspsychologie P.J. Koppen als deskundige te benoemen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1 primair.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 7 januari 2017 te 's-Gravenhage, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en aan zijn, verdachtes, zorg was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het aan zijn penis laten likken door die [slachtoffer 1] en
- slagroom van zijn penis af laten likken door die [slachtoffer 1] en
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 1] en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn billen laten betasten door die [slachtoffer 1] en de billen van die [slachtoffer 1] betasten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte (voor feit 1 subsidiair) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een meisje dat toen 5-6 jaar oud was en aan zijn zorg was toevertrouwd, welke handelingen – doordat de verdachte zich door het meisje heeft laten pijpen – mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het meisje. Met zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van een zeer jong meisje ernstig aangetast. Daar waar ieder kind van een onbezorgde jeugd dient te genieten, zonder dat volwassenen hun seksuele gevoelens op hen botvieren, heeft de verdachte zich vergrepen aan iemand die nimmer opgewassen is tegen een volwassene. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik diepe geestelijke wonden achterlaat en bij kleine kinderen in veel gevallen een trauma veroorzaakt dat een groot deel van het latere leven van het kind op ernstige wijze beïnvloedt. De verdachte heeft zich daar kennelijk niets van aangetrokken. Voorts heeft hij haar vertrouwen ernstig beschaamd en het vertrouwen dat mede door de moeder van het meisje in hem was gesteld, door zich, terwijl hij eigenlijk de zorg over haar had en haar had moeten behoeden voor dergelijk handelen, aan haar heeft vergrepen. De verdachte heeft ten slotte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Het heeft er zelfs alle schijn van dat de verdachte met zijn directe vertrek op 7 januari 2017 – toen het verhaal van [slachtoffer 1] naar buiten kwam – naar Duitsland is gevlucht om aan vervolging te ontsnappen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juni 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank aan de verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van nader te noemen duur. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat anders dan de officier van justitie zij wel tot een bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde seksueel binnendringen.
Met de veroordeling van de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit prevaleert naar het oordeel van de rechtbank het strafrechtelijk belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis boven verdachtes persoonlijk belang. Dat maakt dat de rechtbank de officier van justitie volgt en de schorsing van het bevel tot de voorlopige hechtenis zal opheffen.

8.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 7.500,00 (bestaande uit immateriële schade).
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van € 2.500,00 (bestaande uit immateriële schade).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde – waarop de vordering ziet – dient te worden vrijgesproken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte in algemene termen betwist, omdat hij het tenlastegelegde heeft ontkend. Aangezien de rechtbank bewezen verklaart dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en de benadeelde partij heeft gesteld en onderbouwd dat zij als gevolg daarvan rechtstreeks schade heeft geleden, zal de rechtbank een bedrag aan immateriële schadevergoeding toewijzen. Voor wat betreft de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding overweegt de rechtbank dat ten aanzien van de verdachte minder bewezen wordt verklaard dan ten laste is gelegd. Zij zal daarom minder toewijzen dan gevorderd en stelt de schadevergoeding, naar billijkheid, op een bedrag van € 5.000,00.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 januari 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Omdat de verdachte voor het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.

9.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.045,09 (bestaande uit € 45,09 aan materiële schade en
€ 5.000,00 aan immateriële schade).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, omdat de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde – waarop de vordering ziet – dient te worden vrijgesproken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde – waarop de vordering ziet – dient te worden vrijgesproken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft (feit 2), zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] , een bedrag van
€ 5.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2017tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijstde vordering voor het
overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2017tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
bepaaltdat de als gevolg van deze uitspraak te betalen
schadevergoeding zal worden gestort op eenten behoeve van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2010) te openen
spaarrekening met een BEM-clausule.
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk isin de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
heft op de schorsingvan het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-5017006969, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden (doorgenummerd blz. 1 t/m 171).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 33
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 35 en 36.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87 en 95 (tekening bijlage).
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88 en 89.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 91.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 165 en 166.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 39.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 167
17.Proces-verbaal van verhoor [vriendin van moeder van slachtoffers] , p. 52.
18.Proces-verbaal van bevindingen, 59.