ECLI:NL:RBDHA:2018:14172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op het recht op betoging in verband met vrees voor wanordelijkheden tijdens demonstraties van Pegida Nederland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Pegida Nederland. De verzoekster had kennisgegeven van vijf demonstraties die gepland stonden van 19 tot en met 23 november 2018, waarbij zij tegen de islamisering wilde demonstreren bij verschillende moskeeën in Den Haag. De burgemeester van Den Haag had echter besloten dat de demonstraties op andere locaties moesten plaatsvinden, vanwege de vrees voor wanordelijkheden. Pegida Nederland maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de demonstraties op de oorspronkelijk gewenste locaties toe te staan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het recht op betoging een grondrecht is, maar dat dit recht kan worden beperkt om wanordelijkheden te voorkomen. De burgemeester had voldoende onderbouwd dat er een gerechtvaardigde vrees voor wanordelijkheden bestond, gebaseerd op eerdere ervaringen met demonstraties van Pegida en de provocatieve aard van de aangemelde demonstraties. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester het recht op betoging van verzoekster kon beperken door een andere locatie aan te wijzen voor de demonstraties, en dat de vrees voor wanordelijkheden niet te beheersen was op de voorgestelde locaties. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op betoging en de noodzaak om de openbare orde te handhaven. De voorzieningenrechter stelde vast dat de burgemeester zijn bevoegdheid om beperkingen op te leggen op een juiste manier had gebruikt, en dat er geen reden was om de beslissing van de burgemeester te herzien.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/7602
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak van

Pegida Nederland , te Den Haag , verzoekster

en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.W.I. Alkema en drs. J.B. Ludwig).

Procesverloop

Op 29 oktober 2018 heeft verzoekster kennisgeving gedaan van vijf demonstraties. Verzoekster heeft aangegeven van maandag 19 november tot en met vrijdag 23 november 2018, elke dag van 20:00 tot 23:00 uur, met 30 personen bij vijf verschillende moskeeën in Den Haag te willen demonstreren. Verzoekster wil met behulp van een spandoek, muziek, een beeldscherm en een podium demonstreren “tegen de islamisering”.
Bij besluit van 13 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de demonstraties van 19, 20, 21 en 23 november 2018 dienen plaats te vinden op de Koekamp en dat de demonstratie van 22 november 2018 dient plaats te vinden op het Rabbijn Maarsenplein . Alle demonstraties mogen op de door verzoekster gewenste tijden plaatsvinden, te weten tussen 20:00 en 23:00 uur.
Verzoekerster heeft op 20 november 2018 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht bij voorlopige voorziening te bepalen dat zij de demonstraties mag houden zoals die bij verweerder zijn aangemeld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2018. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat het verzoek om een voorlopige voorziening alleen ziet op de demonstraties van 22 november 2018 bij de [moskee] Moskee in de [straat] en van 23 november 2018 bij de Moskee [moskee] in de [straat] , aangezien de overige data al zijn verstreken.
3. Gelet op de data waarop de demonstraties plaatsvinden, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang in dit geval gegeven. De voorzieningenrechter zal beoordelen aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het recht op betoging een grondrecht is. Verweerder kan dit grondrecht op grond van de Wet openbare manifestaties beperken als dat nodig is om wanordelijkheden te voorkomen. Verweerder heeft in dit geval gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid een beperking aan beide demonstraties op te leggen in de zin dat de demonstratie van 22 november 2018 statisch dient plaats te vinden op het [plaats] en de demonstratie van 23 november 2018 statisch dient plaats te vinden op de [plaats] .
5. Om dit te rechtvaardigen moet verweerder aannemelijk maken dat er een vrees voor wanordelijkheden bestaat en dat de beperkingen noodzakelijk zijn om de wanordelijkheden beheersbaar te houden. Daarbij is het van belang dat verweerder goed motiveert waarom er een gerechtvaardigde vrees voor wanordelijkheden bestaat en de beperkingen noodzakelijk zijn. Dat heeft verweerder in dit geval ook gedaan.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder onder verwijzing naar de ervaringen met demonstraties van verzoekster in zowel Den Haag als andere steden, zoals Amsterdam, Rotterdam en Utrecht voldoende heeft onderbouwd dat er gevreesd moet worden voor wanordelijkheden. Verweerder heeft in dit verband gewezen op het provocatieve karakter rondom de aangemelde demonstraties en stelt dat dit bijdraagt aan de vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Verder heeft verweerder er op gewezen dat het (recente) verleden heeft uitgewezen dat er zich ernstige wanordelijkheden kunnen voordoen bij dit soort demonstraties. Bij de demonstraties was sprake van een situatie waarbij tegendemonstranten de demonstratie van verzoekster probeerden te verstoren. Verschillende keren zijn tegendemonstranten daarin geslaagd. Dit heeft geleid tot ernstige wanordelijkheden, zoals opstootjes tussen demonstranten, confrontaties met de politie en veel aanhoudingen bij beide groepen. Ook mensen die niets met de (tegen)demonstraties te maken hadden zijn bij de wanordelijkheden betrokken geraakt. Verweerder heeft verder gewezen op zijn ervaring met de demonstratie die Stichting Identitair Verzet wilde houden bij de [moskee] moskee in Den Haag. Deze demonstratie leidde tot een dermate grote weerstand van wijkbewoners en links-activistische groeperingen dat verweerder uiteindelijk heeft moeten besluiten de demonstratie te verplaatsen naar de [plaats] . Verweerder verwacht dat de situatie rond deze demonstraties, als zij in de nabijheid van de genoemde moskeeën plaatsvinden, gelet op de sfeer waarmee de demonstraties zijn omgeven, niet anders zal zijn.
7. Een dergelijke vrees voor wanordelijkheden is op zich geen reden om de demonstratie te verbieden. Dat is in dit geval ook niet gebeurd. Verweerder heeft een andere locatie aangewezen waar een statische betoging kan worden gehouden.
Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de wanordelijkheden niet te beheersen zijn op de voorgestelde locaties. Verweerder heeft zich ingespannen om een locatie in de nabije omgeving van de moskeeën te vinden. Een locatie dichter bij de [moskee] moskee dan het [plaats] waar ook eventuele wanordelijkheden voldoende het hoofd kunnen worden geboden door de politie, is er niet.
8. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat voor de inschatting of zich wanordelijkheden zullen voordoen niet van belang is dat de wanordelijkheden worden veroorzaakt door andere partijen. Van belang is dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat de verwachten wanordelijkheden niet beheersbaar zijn.
9. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verweerder het recht op betoging van verzoekster kon beperken zoals hij heeft gedaan.
10. Dat andere demonstraties, zoals de door verzoekster genoemde anti-Zwarte Piet betogingen, wel plaats hebben gevonden, neemt niet weg dat verweerder ten aanzien van deze demonstraties een eigen beoordeling moet maken. Onder meer de ervaringen uit het verleden zijn niet vergelijkbaar. Daar kan en mag een andere beslissing uit volgen.
11. Er bestaat dan ook geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. Het dictum is telefonisch aan partijen meegedeeld op 22 november 2018 omstreeks 15:00 uur. De beslissing is verzonden op onderstaande datum.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.