In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft Roosevelt Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de verkoop van een pand. De procedure begon met een dagvaarding op 15 februari 2018, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd bevolen. Tijdens de comparitie op 16 oktober 2018 hebben partijen hun standpunten verder toegelicht. De kern van het geschil draait om de vraag of er sprake is van drie losse overeenkomsten of dat deze overeenkomsten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Roosevelt stelt dat er drie afzonderlijke overeenkomsten zijn gesloten, terwijl [gedaagde] betoogt dat het gaat om een 'ABC-deal', waarbij de totstandkoming van de overeenkomsten afhankelijk was van elkaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst, zoals vastgelegd in de brief van de makelaar van 18 oktober 2017, niet los kan worden gezien van de andere overeenkomsten. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, wat betekent dat de vorderingen van Roosevelt worden afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Roosevelt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die zijn begroot op € 1.377, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis. Dit vonnis is uitgesproken op 28 november 2018 door mr. H.J. van Harten.