ECLI:NL:RBDHA:2018:14140
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van afpersing door onvoldoende bewijs en tegenstrijdige verklaringen
Op 29 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met zijn broer werd beschuldigd van afpersing van de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van de aangeefster en getuigen op essentiële punten niet overeenkwamen. De rechtbank constateerde dat de politie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de juistheid van deze verklaringen, wat leidde tot een gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangeefster en getuigen niet waren onderzocht, wat de mogelijkheid om de feiten te verifiëren bemoeilijkte. De rechtbank heeft de verdachte van alle beschuldigingen vrijgesproken en de kosten van de verdediging van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.