ECLI:NL:RBDHA:2018:1412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
NL17.6025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens bezit reguliere verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.R. Verdoner, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij inmiddels in het bezit was van een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank overwoog dat zolang eiseres deze vergunning heeft, zij niet in een gunstigere positie kan komen door haar beroep. De voordelen die eiseres aanvoerde, zoals het verkrijgen van een lening of huisvesting, waren niet voldoende om aan te tonen dat zij procesbelang had bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 6 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen de identiteit van haar minderjarige zoontje te onderbouwen met stukken.
Bij brief van 10 januari 2018 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat hij voornemens is haar een verblijfsdocument te verstrekken onder de beperking: Residency card for a family member of an EU citizen, met een geldigheidsduur van vijf jaar en met de arbeidsmarktaantekening: arbeid vrij toegestaan.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 1 februari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit nu zij in het bezit is gesteld van een reguliere verblijfsvergunning. Niet is gebleken dat deze vergunning binnen afzienbare tijd zal worden ingetrokken. Eiseres heeft met deze reguliere verblijfsvergunning rechtmatig verblijf.
De rechtbank overweegt dat zolang eiseres in het bezit is van deze vergunning zij met haar beroep niet in een gunstigere positie kan komen te verkeren. Hetgeen eiseres heeft gesteld met betrekking tot bepaalde (financiële) voordelen, zoals de mogelijkheid een lening aan te vragen of huisvesting te verkrijgen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat zij in een gunstigere positie kan geraken. Immers, het beroep strekt tot het verkrijgen van rechtmatig verblijf en bescherming tegen refoulement. De voordelen die eiseres naar voren heeft gebracht staan niet in direct verband met haar aanvraag en kunnen dan ook niet mee gewogen worden in de beoordeling of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep nu zij in het bezit is van voornoemde verblijfsvergunning regulier.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel