ECLI:NL:RBDHA:2018:14118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft samen met zijn referente, die een verblijfsvergunning asiel heeft, een aanvraag ingediend. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser de feitelijke gezinsband met referente niet aannemelijk kon maken. Verweerder heeft in zijn besluit tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente meegewogen, evenals de omstandigheden rondom de legalisatie van de overgelegde documenten die het huwelijk zouden aantonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten die door eiser zijn overgelegd, waaronder een verklaring van de shariarechtbank, zijn onderzocht en op uiterlijke kenmerken echt zijn bevonden. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat aan deze documenten geen doorslaggevende waarde kan worden gehecht, omdat de inhoud niet op echtheid kan worden gecontroleerd en de documenten pas zijn gelegaliseerd nadat eiser en referente Nederland hadden verlaten. De rechtbank concludeert dat de gezinsband tussen eiser en referente niet aannemelijk is gemaakt en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in asielzaken en de rol van tegenstrijdige verklaringen in de beoordeling van de feitelijke gezinsband. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.