Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,(gemachtigde: mr. S. Naarendorp)
Procesverloop
OverwegingenHet beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. De gemachtigde van eiser heeft gelijktijdig beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar in de zaak van [naam echtgenote] en [naam kind] , de gestelde echtgenote en kind van referent. De rechtbank merkt daarom in zoverre de zaak van eiser aan als samenhangend met de zaak van [naam echtgenote] en [naam kind] . Omdat bij uitspraak van vandaag (AWB 18/661) de rechtbank in de zaak van [naam echtgenote] en [naam kind] verweerder heeft veroordeeld in de kosten voor het maken van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar, bestaat geen aanleiding om verweerder in de zaak van eiser te veroordelen in de proceskosten.
Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 14 februari 20183. Referent is op 17 maart 2016 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 26 april 2016 heeft hij een mvv-aanvraag voor eiser ingediend. Referent stelt dat eiser de minderjarige zoon is van zijn zus en dat eiser inmiddels zijn pleegkind is.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij de feitelijke gezinsband met referent niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet met officiële documenten, zoals een voogdijverklaring, aangetoond dat het gezag van eiser ten tijde van het vertrek van referent uit het gezin niet bij de biologische ouders van eiser, maar bij referent lag. Omdat in ieder geval de moeder van eiser tot het moment van vertrek van referent in staat was het ouderlijk gezag over eiser uit te oefenen, kan volgens verweerder referent niet als de pleegouder van eiser worden gezien. Volgens verweerder behoorde eiser tot het vertrek van referent feitelijk tot het gezin van zijn biologische ouder(s). Er is niet gebleken van een uitzonderlijke situatie waardoor de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn moeder als verbroken moet worden beschouwd.
- de duur van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;
- de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van referent;
- de reden waarom het pleegkind is opgenomen in het gezin.
- de referent documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder geen toestemmingsverklaring kan overleggen;
- de referent aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt over de reden waarom de toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd, indien de referent het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen;
- de kinderen voldoen aan de overige voorwaarden uit paragraaf C2/4.1 Vc.
De beroepsgrond slaagt.
De beroepsgrond slaagt.
Beslissing
De rechtbank:- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 14 februari 2018, gegrond;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;