ECLI:NL:RBDHA:2018:14005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
nl 18.17843 en nl18. 17845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Syrische statushouders en de beoordeling van internationale bescherming in Spanje

In deze zaak hebben eisers, Syrische statushouders, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de zitting gehouden op 1 november 2018, waar eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hun situatie in Spanje hebben toegelicht. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Spanje geen recht meer hebben op huisvesting en financiële ondersteuning, en dat hun kinderen in gevaar zijn van uithuisplaatsing. Ze hebben ook medische zorg gemist, wat hen extra kwetsbaar maakt als gezin met minderjarige kinderen.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van eisers kan worden verlangd dat zij naar Spanje terugkeren, aangezien Spanje hen eerder internationale bescherming heeft verleend. De rechtbank heeft verwezen naar jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waarin is geoordeeld dat de situatie van asielzoekers niet te vergelijken is met die van statushouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden in Spanje niet zodanig zijn dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer.

De rechtbank heeft de aanvragen van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.17843 en NL18.17845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

[naam 2], eiseres
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopEisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van 28 september 2018 (de bestreden besluiten). Voorts hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.17844 en NL18.17846, plaatsgevonden op 1 november 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum 2] . Zij hebben op 17 augustus 2018 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen van eisers met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Spanje hen op 8 juli 2016 internationale bescherming heeft verleend.
3. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij in Spanje geen recht meer hadden op huisvesting en financiële ondersteuning en dat hun vier kinderen door de staat zouden worden weggenomen. Eisers dreigden op straat te belanden. Ook werd eisers de noodzakelijke medische zorg ontzegd. Volgens eiseres heeft zij te weinig controles in verband met haar zwangerschap gehad. Een zoon van eisers kampt met een liesbreuk die in Spanje niet is behandeld.
Eisers zijn van mening dat in hun specifieke geval niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Terugkeer naar Spanje zal resulteren in een risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij zijn als een gezin met minderjarige kinderen, met nog een kind op komst in april 2019, extra kwetsbaar.
4. Eisers hebben ter ondersteuning van hun verklaringen een geluidsopname gemaakt van een gesprek waarin zij geklaagd hebben over de huisuitzetting. Tijdens dat gesprek zijn zij door de directrice van Cepaim, een hulporganisatie voor vluchtelingen, bedreigd. De kinderen zouden van eisers worden weggenomen. Verder hebben eisers een document overgelegd van het Ministerie van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid van 24 mei 2018 waaruit blijkt dat hun financiële ondersteuning ten behoeve van de eerste levensbehoeften en de huur wordt beëindigd. Daarnaast hebben eisers een besluit van 13 juni 2018 van de gemeente Murcia ingebracht waarin hun aanvraag om financiële bijstand is afgewezen. Volgens eisers hebben zij zich tevergeefs tot de gemeente Murcia gewend. Ook zijn zij met hun klachten naar de politie gegaan, maar zij werden weggestuurd. Verder hebben zij tevergeefs bij het UNHCR en de Voedselbank geklaagd.
Ter ondersteuning van het voorgaande hebben eisers zich beroepen op het AIDA-rapport Spanje, update maart 2018, waarin onderwerpen zoals het tekort aan sociale woningen en de obstakels voor statushouders bij het vinden van een woning en werk worden beschreven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In reactie op wat eisers hebben aangevoerd over de omstandigheden waaronder zij in Spanje hebben verbleven, verwijst de rechtbank naar een arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 27 augustus 2013, Mohammed Hassan e.a. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2013:0827DEC004052410. In de paragrafen 179 en 180 heeft het EHRM geoordeeld dat de situatie van asielzoekers, een kwetsbare groep die speciale bescherming behoeft, niet te vergelijken is met die van statushouders.
Het enkele feit dat een persoon terugkeert naar een lidstaat waar zijn economische positie slechter zal zijn dan in de lidstaat waar hij thans verblijft, is niet voldoende om te oordelen dat artikel 3 van het EVRM in dat geval zal worden geschonden. Deze bepaling verplicht in zijn algemeenheid de lidstaten ook niet te waarborgen dat eenieder binnen de jurisdictie van een lidstaat onderdak heeft of financiële ondersteuning ontvangt waarmee een bepaalde levensstandaard kan worden gewaarborgd.
6. In een ander arrest van het EHRM van 30 mei 2017, E.T. en N.T. tegen Zwitserland en Italië, paragraaf 23, is geoordeeld dat er alsnog sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM indien een persoon, die volledig afhankelijk is van steun van de staat, te maken heeft met “
official indifference in a situation of serious deprivation or want incompatible with human dignity”.
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in drie uitspraken van 30 mei 2018, nummers ECLI:NL:RVS:2018:1792, ECLI:NL:RVS:2018:1794 en ECLI:NL:RVS:2018:1795 over de situatie van statushouders in Bulgarije, Italië en Griekenland, de lijn die het EHRM in voornoemde arresten heeft uitgezet, bevestigd.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in de bestreden besluiten terecht op het standpunt gesteld dat van eisers mag worden verlangd dat zij naar Spanje terugkeren. Het verzoek van eisers om vertaling van de geluidsopname die door eisers is ingebracht en waarop de uitlatingen van de directrice van Cepaim zijn vastgelegd, is daarbij terecht van de hand gewezen. Niet valt in te zien dat deze informatie anders is dan die welke uit de gehoren van eisers naar voren komt, waar verweerder bij zijn beoordeling van uit is gegaan.
9. Van eisers kan worden verlangd dat zij zich wenden tot de Spaanse autoriteiten. Dat zij volgens hun verklaringen tevergeefs bij diverse instanties hebben geklaagd, blijkt niet uit de overgelegde stukken. Verder is niet gebleken dat zij tegen het besluit van de gemeente Murcia rechtsmiddelen hebben ingesteld terwijl daartoe blijkens het besluit wel de mogelijkheid bestond.
10. Dat eisers, zoals zij hebben gesteld, slechts tijdelijke opvang en financiële steun hebben gekregen, dat er geen adequate medische behandeling was en dat het hen niet is gelukt om werk te vinden in Spanje, is onvoldoende. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de situatie voor statushouders in Spanje zoals eisers niet optimaal is, maar niet zodanig dat er een reëel risico bestaat dat zij bij terugkeer in een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie zullen komen, zoals in het laatste arrest van het EHRM is verwoord.
11. Ter zitting is gebleken dat een zoon van eisers binnenkort in Nederland zal worden geopereerd. Er is nog geen datum bekend maar de operatie zal wel worden ingepland. Dit is geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. De rechtbank gaat er wel van uit dat verweerder hiermee rekening houdt.
11. De aanvragen zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.