ECLI:NL:RBDHA:2018:13984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning bij beëindiging van relatie en de gevolgen van mishandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van een verblijfsvergunning. Eiseres, een Kameroense vrouw, had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid bij [X]'. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze vergunning ingetrokken omdat eiseres niet langer samenwoonde met de referent, zoals vereist voor de vergunning. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat zij jarenlang mishandeld was door de referent en gedwongen werd tot prostitutie. Tijdens de zitting op 8 november 2018 was eiseres aanwezig met haar gemachtigde en een tolk, terwijl de verweerder niet verscheen.
De rechtbank overwoog dat de intrekking van de verblijfsvergunning op goede gronden was gebaseerd, aangezien eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de vergunning. De rechtbank erkende de ernstige omstandigheden die eiseres had aangevoerd, maar stelde dat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de intrekking van de vergunning. Eiseres werd geadviseerd om een aparte aanvraag voor een humanitaire verblijfsvergunning in te dienen, waarin haar bijzondere omstandigheden opnieuw konden worden beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de omstandigheden van mishandeling ambtshalve in de beoordeling te betrekken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.