ECLI:NL:RBDHA:2018:13929
Rechtbank Den Haag
- Tussenbeschikking
- J.M. Vink
- P.J. Kolenbrander
- Rechtspraak.nl
Tussenbeschikking inzake de rechtsgeldigheid van een kerkelijk huwelijk in Eritrea en verzoek tot echtscheiding
In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juli 2018, wordt de rechtsgeldigheid van een kerkelijk huwelijk in Eritrea besproken in het kader van een echtscheidingsverzoek. De vrouw, verzoekster, heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding en het treffen van een nevenvoorziening met betrekking tot het gezag over hun minderjarige kind. De man, belanghebbende, is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk is opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding.
De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek, een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend als het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is. De vrouw heeft gesteld dat zij en de man een kerkelijk huwelijk hebben gesloten in Eritrea, maar dat dit huwelijk niet is geregistreerd in de 'Kebabi'. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat registratie in de 'Kebabi' niet noodzakelijk is voor de rechtsgeldigheid van een kerkelijk huwelijk in Eritrea. De rechtbank concludeert dat het ontbreken van registratie niet automatisch betekent dat het huwelijk niet rechtsgeldig is.
De rechtbank zal op een nader te bepalen zitting verder ingaan op de vraag of het ontbreken van een afschrift of uittreksel van de kerkelijke huwelijksakte op andere wijze kan worden bewezen, zoals bepaald in artikel 815, lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en roept partijen op voor een vervolg zitting.