ECLI:NL:RBDHA:2018:13928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van rechtmatig verblijvende Dublinclaimanten en de toepassing van artikel 54 Vw
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 november 2018, is de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, een rechtmatig verblijvende Dublinclaimant, door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van artikel 54 van de Vreemdelingenwet (Vw) door verweerder onrechtmatig is, omdat dit artikel niet bedoeld is om vreemdelingen onder de macht van de uitzettingsautoriteiten te brengen. Eiser was op 13 november 2018 opgeroepen om in persoon te verschijnen, maar de rechtbank stelt vast dat hij niet had mogen worden gehoord met het doel om hem in bewaring te stellen, aangezien hij rechtmatig verblijf heeft.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat staandehouding en ophouding niet van toepassing zijn op rechtmatig verblijvende Dublinclaimanten. De rechtbank concludeert dat de werkwijze van verweerder, die eiser in bewaring stelde zonder voorafgaand gehoor, in strijd is met de wet. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is en beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met terugwerkende kracht. Tevens kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige bewaring en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van waarborgen voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf en de onrechtmatigheid van de huidige werkwijze van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank stelt dat de belangenafweging niet kan worden toegepast in dit geval, gezien het structurele karakter van de onrechtmatige staandehouding van Dublinclaimanten.