ECLI:NL:RBDHA:2018:13922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
NL18.5066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Rwandese eiseres op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

Op 23 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Rwandese eiseres die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de eiseres niet geloofwaardig werd geacht. De eiseres, geboren in 1990, heeft verklaard dat zij als wees door haar oom is opgevoed en dat zij in Rwanda seksueel misbruikt is door deze oom. Na een abortus en een miskraam heeft haar echtgenoot aangifte gedaan tegen de oom, wat leidde tot een doorzoeking van hun woning door de politie. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiseres over haar nationaliteit en identiteit geloofwaardig waren, maar dat de details over haar oom en de omstandigheden rondom de aangifte en de doorzoeking niet consistent en onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de problemen die de eiseres in Rwanda zou hebben ondervonden niet geloofwaardig waren en dat er geen reden was om aan te nemen dat haar echtgenoot en dochter in Rwanda gevaar zouden lopen. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.5066

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer ]

mede namens haar minderjarig kind,
[kind], V-nummer [V-nummer ],
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W.M.P. Hermsen).

ProcesverloopBij besluit van 19 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Tevens is J. van Vliet als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Rwandese nationaliteit. Haar dochter is geboren op 5 april 2017 en heeft net als haar echtgenoot de Burundese nationaliteit. Eiseres heeft op 9 februari 2016 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij als wees door haar oom is opgevoed. Gedurende haar jeugd is zij door haar oom seksueel misbruikt. Rond haar twaalfde levensjaar heeft zij een abortus ondergaan. In 2011 heeft eiseres een relatie met haar huidige echtgenoot gekregen. Zij is zwanger geraakt maar heeft eind 2014 een miskraam gehad die volgens haar te wijten is aan de abortus die zij heeft gehad. Haar echtgenoot heeft aangifte tegen haar oom gedaan. Enige tijd later heeft de Rwandese politie de woning van eiseres op drugs doorzocht. De oom van eiseres, die een hoge militair is, zou de echtgenoot van eiseres bij de politie van drugsbezit/drugshandel hebben beschuldigd. Uit vrees voor haar oom zijn eiseres en haar echtgenoot eind februari 2015 van Rwanda naar Burundi verhuisd.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) nationaliteit, identiteit en herkomst;
2) de hoedanigheid van [persoon X] als de oom van eiseres en diens positie als hoge militair;
3) miskraam en aangifte;
4) doorzoeking van de woning door de politie.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres over de hoedanigheid van [persoon X] als haar oom en diens positie als hoge militair, over de aangifte na de miskraam en over de doorzoeking van de woning door de politie op verzoek van haar oom zijn echter niet geloofwaardig geacht.
Nu eiseres de Rwandese nationaliteit bezit en haar echtgenoot eerder in Rwanda heeft verbleven, wordt bovendien aangenomen dat het voor haar echtgenoot en haar dochter mogelijk is om naar Rwanda te gaan, mochten zij dit wensen, en dat niet is gebleken dat hen aldaar een schending van artikel 3 van het EVRM te wachten staat.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven het volgende aangevoerd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en dat aan haar een afgeleide verblijfsvergunning toekomt vanwege de asielproblematiek van haar echtgenoot.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Verweerder heeft de problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden in Rwanda niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Over haar oom en diens zoon kan eiseres geen basale informatie geven. Zo kan zij niet aangeven bij welk legeronderdeel haar oom zat, waar hij gestationeerd was en welke rang hij had. Nu eiseres zeventien jaar bij haar oom heeft gewoond, had van eiseres verwacht mogen worden dat zij meer details over hem had kunnen geven. Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij met haar neef over haar oom heeft gesproken. Eiseres kan echter niet aangeven wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden en wat haar neef over de positie van zijn vader in het leger heeft gezegd anders dan dat hij een belangrijke militair is. Wat er verder ook zij van de omstandigheid dat het vreemd is dat haar echtgenoot aangifte zou hebben gedaan van de verkrachting van eiseres door haar oom, heeft eiseres niet met documenten onderbouwd dat er aangifte is gedaan. Verder heeft eiseres wisselend verklaard over het moment waarop de inval in haar woning door de politie heeft plaatsgevonden. Aan de ene kant heeft eiseres verklaard dat er vlak na de aangifte in december of januari een inval in haar woning is geweest. Aan de andere kant heeft zij verklaard dat de inval op 20 februari 2015 heeft plaatsgevonden of in ieder geval na haar huwelijksvoltrekking begin februari 2015. De rechtbank ziet niet in dat deze tegenstrijdigheid aan de tolk te wijten is. Op zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij als gevolg van haar psychische toestand niet goed heeft kunnen verklaren. Eiseres heeft echter niet met stukken onderbouwd dat zij getraumatiseerd is en daarom niet consistent heeft kunnen verklaren. De rechtbank volgt dan ook niet dat eiseres tijdens haar gehoren niet naar behoren heeft kunnen verklaren. In dit verband verwijst de rechtbank naar het medisch Advies horen en beslissen van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) van 15 april 2016, waaruit naar voren komt dat er geen beperkingen voor het horen en/of beslissen bij eiseres zijn geconstateerd.
6.2.
Voor zover eiseres zich beroept op de problemen die haar echtgenoot in Burundi zou hebben ondervonden, overweegt de rechtbank dat de asielaanvraag van haar echtgenoot bij besluit van 19 februari 2018 is afgewezen. Bij uitspraak van heden, in de procedure met zaaknummer NL18.5063, is het beroep van haar echtgenoot tegen dit besluit ongegrond verklaard. Gelet hierop, kan het beroep van eiseres op het asielrelaas van haar echtgenoot niet slagen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 23 november 2018.
griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel