ECLI:NL:RBDHA:2018:1391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
10 februari 2018
Zaaknummer
17 / 13712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor pleegkinderen met onduidelijke gezinsbanden

In deze zaak hebben eisers, drie Syrische kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door hun tante, die zich als referente presenteerde en stelde dat zij de pleegmoeder van de kinderen was. De rechtbank heeft op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg.

Eisers hebben aangevoerd dat hun biologische ouders niet in staat zijn voor hen te zorgen, omdat hun vader vermist is en hun moeder ziek is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de feitelijke gezinsband met hun biologische moeder is verbroken. De documenten die eisers hebben overgelegd, waaronder familie-uittreksels en medische verklaringen, zijn door de rechtbank beoordeeld, maar werden niet als voldoende bewijs beschouwd om het pleegouderschap te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van eisers nog in leven is en regelmatig contact met hen heeft.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers tot het gezin van hun biologische ouders blijven behoren en dat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/13712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,
[naam 2] , eiser 1,
[naam 3] , eiser 2,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. R. Bom,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 juli 2017 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 22 december 2017. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 4] , referente, en M. Oublal, tolk. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] , [geboortedatum 2] en [geboortedatum 3] . Zij bezitten de Syrische nationaliteit. Op 12 februari 2016 heeft referente namens eisers een aanvraag ingediend tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Referente is de tante van eisers (de zus van hun moeder) en stelt dat eisers haar pleegkinderen zijn. Gesteld is verder dat eisers in Damascus beurtelings bij verschillende vriendinnen van referente verblijven. Hun vader zou al ongeveer vier jaar vermist zijn, zodat aangenomen wordt dat hij is overleden. De moeder van eisers zou na het verdwijnen van haar echtgenoot lichamelijk en geestelijk ziek geworden zijn. Referente stelt dat haar zus eisers bij haar heeft achtergelaten en uiteindelijk is hertrouwd. Deze nieuwe partner kan en wil niet voor eisers zorgen. Bij besluit van 29 september 2016 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers daartegen ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat referente hun pleegmoeder is en dat niet is gebleken dat de feitelijke gezinsband met hun biologische moeder is verbroken.
Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Tijdens de bezwaarfase hebben eisers vijf documenten overgelegd, welke door Bureau Documenten zijn onderzocht en echt bevonden. Het betreft twee familie-uittreksels, een medische verklaring ten aanzien van de moeder van eisers en twee documenten van de Sharia rechtbank in Damascus omtrent de voogdij. De twee gerechtelijke documenten zijn gedateerd op 8 mei 2017 en 10 mei 2017, dat wil zeggen ruimschoots na de inreis van referente in Nederland op 16 augustus 2015. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat deze documenten niet aantonen dat er ten tijde van de inreis van referente sprake was van officieel door documenten ondersteund pleegouderschap. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat de moeder van eisers nog in leven is en regelmatig telefonisch contact met hen heeft. Ook de in de bezwaarfase overgelegde medische verklaring over de moeder van eisers is tardief opgemaakt en bovendien blijkt daaruit niet wanneer de medische problemen van de moeder zijn begonnen. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat hieruit niet blijkt van zeer uitzonderlijke omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de gezinsband tussen de biologische moeder en de kinderen is verbroken. Verder is niet met documenten onderbouwd dat de vader van eisers is overleden. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eisers tot het gezin van hun biologische ouders zijn blijven behoren.
In beroep hebben eisers nog twee documenten, met vertaling, overgelegd. Het betreft een medische verklaring ten aanzien van de moeder van eisers en een document van de Sharia rechtbank in Damascus omtrent de voogdij. Ook hebben zij een aantal foto’s overgelegd. Bij het verweerschrift heeft verweerder een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 7 december 2017 overgelegd, waaruit blijkt dat de legalisatie van het Ministry of Foreign Affairs op beide documenten vals is. Bureau Documenten heeft niet kunnen vaststellen of de documenten inhoudelijk juist zijn.
Gelet op de conclusie van Bureau Documenten ten aanzien van de legalisatie, kunnen de in beroep overgelegde documenten niet afdoen aan wat hiervoor is overwogen. Bovendien zijn beide documenten ongedateerd, zodat ook uit deze documenten niet kan worden afgeleid dat referente ten tijde van haar inreis de pleegmoeder van eisers was.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat eisers in bezwaar daartegen hebben aangevoerd, heeft kunnen afzien van het horen van eisers op het bezwaar.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.