Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en bezit de Iraanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] en bezit de Iraanse en de Iraakse nationaliteit. Op 5 december 2015 hebben zij aanvragen ingediend tot verlening van een asielvergunning voor bepaalde tijd.
Eisers hebben aan hun aanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eisers zijn op 22 februari 2010 getrouwd, waardoor eiseres de Iraanse nationaliteit heeft verkregen. Vanaf het huwelijk is eiseres ook in Iran bij haar echtgenoot gaan wonen. Na het huwelijk en de komst van eiseres naar Iran, hebben eisers een meldplicht opgelegd gekregen bij de Iraanse veiligheidsdienst. Verder hebben zij verklaard dat zij in de gaten werden gehouden en dat hun huis is beklad. Ook is eiser onderweg naar zijn werk enkele keren mishandeld. De Basidj, een drukgroep van de Iraanse overheid, heeft eiseres verschillende keren thuis bezocht, waarbij zij werd mishandeld en éénmaal seksueel is misbruikt, vanwege verdenkingen van lidmaatschap van de Ba’ath partij en omdat zij soenniet is. Eiser is één keer aanwezig geweest bij zo’n huisbezoek, de andere keren was eiseres alleen thuis.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat zij na de inreis van eiseres in Iran een meldplicht opgelegd hebben gekregen, maar niet dat zij vanwege die meldplicht bij terugkeer naar Iran te vrezen hebben voor de autoriteiten. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de gaten werden gehouden. Wel wordt geloofd dat het huis van eisers is beklad.
Tot slot acht verweerder de verklaringen van eisers over de problemen met de Basidj niet geloofwaardig. Verweerder concludeert daarom dat eisers in Iran geen gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers een vestigingsalternatief hebben in Bagdad, Irak.
Eisers hebben in beroep gesteld dat hun verklaringen over de problemen met de Basidj ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden. Daarnaast hebben zij betoogd dat hen ten onrechte een vestigingsalternatief in Bagdad is tegengeworpen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft aan zijn standpunt dat de verklaringen van eisers over de problemen met de Basidj niet geloofwaardig zijn, onder meer ten grondslag gelegd dat eisers onvoldoende concreet hebben verklaard. Zo weten zij niet te verklaren door wie eiseres is bedreigd en kunnen zij niet precies aangeven wanneer de huisbezoeken en bedreigingen zijn begonnen, anders dan dat het ergens tussen 2010 en 2011 was, na hun huwelijk. Verder hebben eisers verklaard dat eiser bij slechts één van de huisbezoeken aanwezig is geweest. Eisers kunnen echter niet aanduiden wanneer dit incident heeft plaatsgevonden. Voorts hebben eisers tegenstrijdig verklaard over de oorzaak van het letsel aan eisers rug. Eiseres heeft verklaard dat dit letsel is ontstaan tijdens het hiervoor genoemde huisbezoek waarbij eiser aanwezig was, terwijl eiser heeft verklaard dat hij onderweg naar zijn werk 2 of 3 keer mishandeld is en daardoor een opgezwollen plek op zijn rug heeft. Hij weet niet meer wanneer dit is gebeurd.
Voorts heeft verweerder aan eisers tegengeworpen dat zij pas in november 2015 zijn vertrokken, terwijl hun problemen al sinds 2010/2011 zouden bestaan en in 2014 ernstiger zouden zijn geworden. Verder zijn eisers legaal Iran uitgereisd en hebben zij zich na aankomst in Nederland niet onmiddellijk gemeld voor asiel. Zij hebben nog enkele weken bij de zus van eiser verbleven alvorens zich aan te melden. Bovendien wordt eisers aangerekend dat zij hun paspoorten na hun aankomst op Schiphol hebben vernietigd en weggegooid. Deze omstandigheden versterken de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eisers, aldus verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de hiervoor weergegeven motivering niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eisers omtrent de problemen met de Basidj niet geloofwaardig zijn. De stelling van eisers dat zij vanwege het tijdsverloop niet concreter kunnen verklaren dan zij hebben gedaan, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. De bedreigingen en huisbezoeken zijn ingrijpende gebeurtenissen die bovendien de kern van eisers asielrelaas vormen, zodat van hen verwacht mag worden dat zij, ook een aantal jaar later, hierover concreet kunnen verklaren.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers in Iran geen gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van het vestigingsalternatief in Bagdad, Irak.
De beroepen zijn ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.