ECLI:NL:RBDHA:2018:1384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
10 februari 2018
Zaaknummer
NL17.7282 en NL17.7284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse en Iraakse nationaliteit met ongeloofwaardig relaas

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018, hebben eisers, een echtpaar met de Iraanse en Iraakse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren ingediend op 5 december 2015, maar werden afgewezen op 28 juli 2017. De rechtbank heeft de eisers gehoord op 22 december 2017, waarbij zij bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk. De eisers hebben verklaard dat zij in Iran onder druk stonden van de autoriteiten, met name de Basidj, en dat zij mishandeld zijn vanwege hun vermeende politieke overtuigingen en religieuze achtergrond.

De rechtbank heeft de verklaringen van eisers als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende concreet waren in hun verklaringen over de bedreigingen en huisbezoeken door de Basidj. Bovendien werd opgemerkt dat eisers pas in november 2015 uit Iran zijn vertrokken, terwijl zij stelden dat hun problemen al sinds 2010 bestonden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eisers niet voldoende waren om aan te tonen dat zij een reëel risico op vervolging in Iran liepen. De rechtbank heeft ook het standpunt van verweerder onderschreven dat eisers een vestigingsalternatief in Bagdad, Irak, hadden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.7282 en NL17.7284

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser, en [naam 2] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopEisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 28 juli 2017 (de bestreden besluiten).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en bezit de Iraanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] en bezit de Iraanse en de Iraakse nationaliteit. Op 5 december 2015 hebben zij aanvragen ingediend tot verlening van een asielvergunning voor bepaalde tijd.
Eisers hebben aan hun aanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eisers zijn op 22 februari 2010 getrouwd, waardoor eiseres de Iraanse nationaliteit heeft verkregen. Vanaf het huwelijk is eiseres ook in Iran bij haar echtgenoot gaan wonen. Na het huwelijk en de komst van eiseres naar Iran, hebben eisers een meldplicht opgelegd gekregen bij de Iraanse veiligheidsdienst. Verder hebben zij verklaard dat zij in de gaten werden gehouden en dat hun huis is beklad. Ook is eiser onderweg naar zijn werk enkele keren mishandeld. De Basidj, een drukgroep van de Iraanse overheid, heeft eiseres verschillende keren thuis bezocht, waarbij zij werd mishandeld en éénmaal seksueel is misbruikt, vanwege verdenkingen van lidmaatschap van de Ba’ath partij en omdat zij soenniet is. Eiser is één keer aanwezig geweest bij zo’n huisbezoek, de andere keren was eiseres alleen thuis.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat zij na de inreis van eiseres in Iran een meldplicht opgelegd hebben gekregen, maar niet dat zij vanwege die meldplicht bij terugkeer naar Iran te vrezen hebben voor de autoriteiten. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de gaten werden gehouden. Wel wordt geloofd dat het huis van eisers is beklad.
Tot slot acht verweerder de verklaringen van eisers over de problemen met de Basidj niet geloofwaardig. Verweerder concludeert daarom dat eisers in Iran geen gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers een vestigingsalternatief hebben in Bagdad, Irak.
Eisers hebben in beroep gesteld dat hun verklaringen over de problemen met de Basidj ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden. Daarnaast hebben zij betoogd dat hen ten onrechte een vestigingsalternatief in Bagdad is tegengeworpen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft aan zijn standpunt dat de verklaringen van eisers over de problemen met de Basidj niet geloofwaardig zijn, onder meer ten grondslag gelegd dat eisers onvoldoende concreet hebben verklaard. Zo weten zij niet te verklaren door wie eiseres is bedreigd en kunnen zij niet precies aangeven wanneer de huisbezoeken en bedreigingen zijn begonnen, anders dan dat het ergens tussen 2010 en 2011 was, na hun huwelijk. Verder hebben eisers verklaard dat eiser bij slechts één van de huisbezoeken aanwezig is geweest. Eisers kunnen echter niet aanduiden wanneer dit incident heeft plaatsgevonden. Voorts hebben eisers tegenstrijdig verklaard over de oorzaak van het letsel aan eisers rug. Eiseres heeft verklaard dat dit letsel is ontstaan tijdens het hiervoor genoemde huisbezoek waarbij eiser aanwezig was, terwijl eiser heeft verklaard dat hij onderweg naar zijn werk 2 of 3 keer mishandeld is en daardoor een opgezwollen plek op zijn rug heeft. Hij weet niet meer wanneer dit is gebeurd.
Voorts heeft verweerder aan eisers tegengeworpen dat zij pas in november 2015 zijn vertrokken, terwijl hun problemen al sinds 2010/2011 zouden bestaan en in 2014 ernstiger zouden zijn geworden. Verder zijn eisers legaal Iran uitgereisd en hebben zij zich na aankomst in Nederland niet onmiddellijk gemeld voor asiel. Zij hebben nog enkele weken bij de zus van eiser verbleven alvorens zich aan te melden. Bovendien wordt eisers aangerekend dat zij hun paspoorten na hun aankomst op Schiphol hebben vernietigd en weggegooid. Deze omstandigheden versterken de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eisers, aldus verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de hiervoor weergegeven motivering niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eisers omtrent de problemen met de Basidj niet geloofwaardig zijn. De stelling van eisers dat zij vanwege het tijdsverloop niet concreter kunnen verklaren dan zij hebben gedaan, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. De bedreigingen en huisbezoeken zijn ingrijpende gebeurtenissen die bovendien de kern van eisers asielrelaas vormen, zodat van hen verwacht mag worden dat zij, ook een aantal jaar later, hierover concreet kunnen verklaren.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers in Iran geen gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van het vestigingsalternatief in Bagdad, Irak.
De beroepen zijn ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel