ECLI:NL:RBDHA:2018:13831
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 24 mei 2018, onder de beperking 'overige humanitaire redenen'. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 november 2018 zijn zowel verzoeker als verweerder niet verschenen.
De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verweerder heeft in een brief van 25 oktober 2018 aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek, omdat er een hoorzitting gepland zou worden. Aangezien er geen geschil is over de uitzetting van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaarschrift is beslist.
Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 501,-, en moet het griffierecht van € 170,- aan verzoeker worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.