ECLI:NL:RBDHA:2018:13831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 24 mei 2018, onder de beperking 'overige humanitaire redenen'. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 november 2018 zijn zowel verzoeker als verweerder niet verschenen.

De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verweerder heeft in een brief van 25 oktober 2018 aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek, omdat er een hoorzitting gepland zou worden. Aangezien er geen geschil is over de uitzetting van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaarschrift is beslist.

Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 501,-, en moet het griffierecht van € 170,- aan verzoeker worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/3893
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: J.F. Sang-Ajang),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. van Tol).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking ‘overige humanitaire redenen’, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. Verzoeker, is met voorgaand bericht, niet verschenen. Verweerder is ook niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Bij brief van 25 oktober 2018 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift is verzocht omdat verweerder van plan is een hoorzitting te plannen.
3. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden totdat op het bezwaarschrift is beslist.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaarschrift is beslist;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 170,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 501,-.
De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 20 november 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.