ECLI:NL:RBDHA:2018:13830
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht. Verzoeker, met V-nummer [V-nummer], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER op 24 april 2018 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er op zijn bezwaarschrift was beslist.
De zitting vond plaats op 6 november 2018, maar zowel verzoeker als verweerder waren niet verschenen. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verweerder had in een brief van 29 oktober 2018 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek, omdat er een hoorzitting gepland zou worden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen geschil was over de uitzetting van verzoeker en besloot het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Verweerder werd verboden verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat er op het bezwaarschrift was beslist. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 501,-, en het griffierecht van € 170,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er kon geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.