ECLI:NL:RBDHA:2018:13811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
7117181 EJ VERZ 18-73090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter in een verzoek tot verwerping van een nalatenschap door minderjarigen met verblijf buiten Nederland

In deze beschikking van de kantonrechter te Den Haag, gedateerd 18 september 2018, wordt het verzoek behandeld van twee verzoekers die optreden als wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige. De zaak betreft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een situatie waarin de minderjarige niet zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De erflater is op een bepaalde datum in 2017 overleden, en op 2 augustus 2018 is er een verzoekschrift ingediend. De kantonrechter moet vaststellen of hij rechtsmacht heeft op basis van artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De kantonrechter overweegt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, wat in dit geval niet het geval is. Er wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van een uitzonderlijk geval waarin de Nederlandse rechter zich bevoegd acht vanwege de verbondenheid van de zaak met de Nederlandse rechtssfeer. De verzoeker heeft in een brief aangegeven dat er mogelijk sprake is van een uitzonderlijk geval, maar de kantonrechter concludeert dat dit niet het geval is.

De kantonrechter verklaart zich onbevoegd, omdat er onvoldoende verbondenheid is met de Nederlandse rechtssfeer. Het enkele feit dat de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit bezitten, is niet voldoende om rechtsmacht te vestigen. De beschikking eindigt met de mededeling dat tegen deze beslissing hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage BG
Zaaknr.: 7117181 EJ VERZ 18-73090

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoeker 1]

wonende te [woonplaats] ,
en I

[verzoeker 2] ,

wonende te [woonplaats]
,

Overwegingen

1. Op [datum] 2017 is te [woonplaats] overleden
[erflater] ,
laatst gewoond hebbend te [woonplaats] .
2. Op 2 augustus 2018 is op de griffie een verzoekschrift ingediend. Het verzoek strekt ertoe verzoekers in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008, wonende en verblijvende te [woonplaats] .
machtiging te verlenen om namens de minderjarige de nalatenschap van
[erflater]te verwerpen. 1 1 1
3. Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige hun gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, dient de kantonrechter vast te stellen of hem rechtsmacht toekomt.
4. Op grond van het bepaalde in artikel 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht indien het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Dat is hier niet het geval. Ook is de Nederlandse rechter bevoegd als sprake is van een uitzonderlijk geval, waarbij de Nederlandse rechter zich wegens de verbondenheid van de zaak met de Nederlandse rechtssfeer van Nederland in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
5. Verzoeker heeft zich desgevraagd bij brief van 28 augustus 2018 uitgelaten over de vraag of van een in artikel 5 Rv bedoeld uitzonderlijk geval sprake is. De kantonrechter is op basis van hetgeen naar voren is gebracht niet gebleken dat zich hier een dergelijk uitzonderlijk geval voordoet en zal zich daarom onbevoegd verklar.
6. Redengevend voor het oordeel dat geen sprake is van voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer is dat het bij de beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter uitsluitend gaat om de beoordeling van de vraag of de minderjarigen voldoende band met Nederland hebben. Het enkele feit dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten is daarvoor onvoldoende. Dat, zoals in de brief van 28 augustus 20] 8 wordt aangegeven, de nalatenschap in Nederland wordt afgewikkeld mag zo zijn, maar dat zegt alleen iets over de verbondenheid van de nalatenschap met Nederland. maar niet iets over de verbondenheid van de minderjarigen met Nederland.
7. Dat het voor de wettelijke vertegenwoordigers niet mogelijk is vanuit Indonesië de verwerping van de nalatenschap te regelen kan er op zichzelf genomen geen grond voor zijn dat (dan maar) de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Bovendien dient als uitgangspunt genomen te worden dat naar Indonesisch recht beoordeeld moet worden in hoeverre een rechterlijke machtiging tot verwerping van een nalatenschap ten behoeve van minderjarigen vereist is, en alleen indien dat het geval is zal de Indonesische rechter zich daarover moeten uitlaten.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart zich onbevoegd om op het verzoekschrift te beslissen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 201 8.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.