Op 21 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verbetering van de geboorteakte en de vaststelling van het Nederlanderschap van een minderjarige. Het verzoekschrift was ingediend door de verzoekster, die in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige optrad. De minderjarige was geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en de verzoekster was gehuwd met de man ten tijde van de geboorte. De man had de Nederlandse nationaliteit en de verzoekster had op dat moment alleen de Turkse nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man juridisch vader is van de minderjarige, omdat deze tijdens het huwelijk is geboren. Dit is in overeenstemming met het Turks recht, dat van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen in deze zaak.
De rechtbank heeft het verzoek tot verbetering van de geboorteakte toegewezen, waarbij de man als vader van de minderjarige wordt erkend. Tevens is vastgesteld dat de minderjarige op grond van artikel 3 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bij de geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat de man ten tijde van de geboorte Nederlander was. De rechtbank heeft de verbetering van de geboorteakte gelast en verklaard dat de minderjarige sinds zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit. Het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring is afgewezen, omdat de aard van de beslissing zich daartegen verzet. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechter en de griffier.