In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Turkse vrouw geboren in 1966, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Amsterdam, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. Arslan, en een tolk. Eiseres heeft aangevoerd dat zij en haar gezin naar Nederland zijn gekomen vanwege een dreigende arrestatie door de Turkse autoriteiten, die verband houdt met haar lidmaatschap van de pro-Koerdische politieke partij HDP en haar werkzaamheden voor Jezidi-vluchtelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de asielaanvraag heeft afgewezen op basis van de stelling dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiseres heeft echter betoogd dat de situatie voor HDP-leden in Turkije is verslechterd en dat zij persoonlijk risico loopt vanwege haar politieke activiteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als lid van een kwetsbare groep kan worden beschouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiseres heeft toegewezen.