ECLI:NL:RBDHA:2018:13782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
AWB 18/4362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen over mvv-aanvraag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 november 2018, hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvragen waren eerder op 10 augustus 2017 afgewezen. Na het indienen van bezwaar hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op hun bezwaarschrift. Tijdens de procedure hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris inmiddels alsnog een beslissing had genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan verzoekers is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, wat heeft geleid tot de intrekking van het beroep. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is, aangezien de verzoekers dit verzoek gelijktijdig met de intrekking van het beroep hebben ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 250,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoekers.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4362
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2018 op het verzoek om een veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen
[naam] , verzoeker
[naam 2] , verzoekster
[naam 3] , verzoeker
[naam 4] , verzoekster
[naam 5] , verzoeker
[naam 6] , verzoeker
[naam 7] , verzoeker
hierna te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 10 augustus 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Verzoekers hebben het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen als de indiener daartoe een verzoek doet gelijktijdig met de intrekking.
2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is sprake van tegemoetkomen in de zin van dit artikellid wanneer hangende een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing wordt genomen, behalve als de indiener wist dat op korte termijn een besluit zou worden genomen of als het besluit is genomen kort na ontvangst van noodzakelijke aanvullende gegevens van de indiener. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1753).
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekers is tegemoetgekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaarschrift alsnog een beslissing te nemen. Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat niet tijdig is beslist op de bezwaarschriften en verklaard dat hij om die reden bereid is tot het vergoeden van de proceskosten. Verzoekers hebben het verzoek om vergoeding van proceskosten gedaan gelijktijdig met de intrekking van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
5. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de door verzoekers gemaakte proceskosten vast op € 250,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 501,- waarbij de wegingsfactor 0,5 (licht) wordt toegepast.
6. Gelet op het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb stelt de rechtbank vast dat vergoeding van het griffierecht niet aan de orde is omdat verzoekers van de betaling van griffierecht zijn vrijgesteld.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 250,50 (honderdvijfentwintig euro en vijfentwintig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.