ECLI:NL:RBDHA:2018:13749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank inzake kinderbijslag voor kinderen met buitenlandse verblijfplaats
Op 13 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een moeder die in Nederland verblijft met haar kinderen, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van de Svb, waarin haar bezwaar tegen de afwijzing van een voorschot kinderbijslag voor haar kinderen werd ongegrond verklaard. De Svb had eerder op 23 november 2017 een voorschot kinderbijslag verleend voor het derde kwartaal van 2017, maar had de aanvraag voor kinderbijslag voor haar oudste kind, [X], uitgesteld in afwachting van informatie uit België, waar de vader van [X] woont. Eiseres stelde dat de Svb niet tijdig op haar aanvraag had beslist en dat zij recht had op een dwangsom.
De rechtbank overwoog dat het primaire besluit van de Svb, dat op 23 november 2017 was genomen, een beslissing voor beide kinderen inhield, maar dat de kinderbijslag voor [X] nog niet kon worden uitbetaald vanwege het ontbreken van noodzakelijke informatie. De rechtbank oordeelde dat de Svb op juiste gronden had besloten om alleen een voorschot voor [Y] te verstrekken. Eiseres had ter zitting verklaard dat zij geen gronden wenste aan te voeren tegen het definitieve besluit van 19 december 2017, waardoor het beroep niet mede betrekking had op dit besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen dwangsommen waren verbeurd, omdat de Svb tijdig had gereageerd op de ingebrekestelling van eiseres.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2018, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.