ECLI:NL:RBDHA:2018:13741
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Nadat verzoeker het beroep had ingetrokken, verzocht hij om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verweerder een verweerschrift ontvangen en heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, en dat verzoeker zijn verzoek om proceskostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking van het beroep heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is. De gemaakte proceskosten worden vastgesteld op € 125,25, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van 501,- en een wegingsfactor van 0,25. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans en is openbaar gemaakt.