ECLI:NL:RBDHA:2018:13662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 16587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herinnering voor betalen griffierecht terugontvangen; niet-ontvankelijkheid beroep door niet betalen griffierecht

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, die zich in een asielzoekerscentrum bevindt, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 30 november 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet traceerbaar is, omdat alle aan hem gezonden post retour is gekomen. De herinnering voor het betalen van het griffierecht, die op 30 augustus 2018 is verzonden, is ongeopend terugontvangen. Verweerder heeft een alternatief adres opgegeven, maar ook de tweede herinnering is ongeopend teruggestuurd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De eiser was verplicht om griffierecht te betalen, vastgesteld op € 168,-, en had hiervoor een termijn gekregen. Het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij dit niet aan de betrokkene kan worden toegerekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet betalen van het griffierecht aan de eiser kan worden toegerekend, omdat hij verzuimd heeft zijn adreswijziging door te geven.

Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/16587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer],

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 30 november 2017.
Bij aangetekende brief van 30 augustus 2018 is eiser eraan herinnerd dat hij griffierecht moet betalen (de herinnering). De enveloppe waarin deze herinnering is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Omdat eiser zich in een asielzoekerscentrum bevindt en alle aan eiser gezonden post retour is gekomen, heeft verweerder desgevraagd als verblijfadres opgegeven [verblijfadres], [postcode] [plaats]. De herinnering is nogmaals aangetekend verstuurd maar nu naar dit door verweerder opgegeven adres. Ook deze enveloppe is ongeopend ter griffie terugontvangen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht betalen. Voor deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 168,-. De griffier stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht betrokkene niet is toe te rekenen.
3. In de herinnering is eiser er nog eens op gewezen dat het griffierecht binnen vier weken moet zijn betaald en dat anders het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft het griffierecht niet betaald. Dat dit eiser niet is toe te rekenen, is niet gebleken. Dat de herinnering eiser niet heeft bereikt, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Eiser heeft immers zelf verzuimd zijn adreswijziging door te geven.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van C.P. van Veldhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.