ECLI:NL:RBDHA:2018:13662
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herinnering voor betalen griffierecht terugontvangen; niet-ontvankelijkheid beroep door niet betalen griffierecht
Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, die zich in een asielzoekerscentrum bevindt, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 30 november 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet traceerbaar is, omdat alle aan hem gezonden post retour is gekomen. De herinnering voor het betalen van het griffierecht, die op 30 augustus 2018 is verzonden, is ongeopend terugontvangen. Verweerder heeft een alternatief adres opgegeven, maar ook de tweede herinnering is ongeopend teruggestuurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De eiser was verplicht om griffierecht te betalen, vastgesteld op € 168,-, en had hiervoor een termijn gekregen. Het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij dit niet aan de betrokkene kan worden toegerekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet betalen van het griffierecht aan de eiser kan worden toegerekend, omdat hij verzuimd heeft zijn adreswijziging door te geven.
Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.