ECLI:NL:RBDHA:2018:13661
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herinnering voor betalen griffierecht terugontvangen; niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, welke op 30 november 2017 is genomen. Eiser is in een asielzoekerscentrum geplaatst en heeft een herinnering ontvangen om het griffierecht van € 168,- te betalen. Deze herinnering is echter ongeopend teruggestuurd naar de griffie, omdat eiser niet traceerbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn adreswijziging niet heeft doorgegeven, wat hem zelf is toe te rekenen. Ondanks een tweede aangetekende verzending naar een door verweerder opgegeven adres, is ook deze enveloppe ongeopend terugontvangen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens artikel 8:41 van de Awb is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. De rechtbank heeft eiser erop gewezen dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden, maar eiser heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat het niet betalen van het griffierecht aan eiser is toe te rekenen, aangezien hij zelf verzuimd heeft zijn adreswijziging door te geven. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de inhoudelijke behandeling van de zaak niet plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van C.P. van Veldhoven, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 november 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, zoals vermeld in artikel 8:55 van de Awb.