Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
11 januari 1985.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser stelde dat hij Italië niet illegaal had ingereisd, omdat hij door het schip Aquarius was gered en met toestemming van de Italiaanse autoriteiten naar Italië was gebracht. Hij voerde aan dat de registratie in Eurodac als 'illegale inreis' onrechtmatig was en dat de resultaten van Eurodac mogelijk door een menselijke fout tot stand waren gekomen.
De rechtbank oordeelde dat de eiser illegaal Italië had ingereisd, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank verduidelijkte dat onder 'illegale wijze' het zonder geldige documenten voor grensoverschrijding passeren van de grens moet worden verstaan. De rechtbank volgde de overwegingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest Jafari, waarin werd gesteld dat toestemming van een lidstaat om zijn grondgebied binnen te komen niet geldig is voor het betreden van het grondgebied van andere lidstaten. De rechtbank concludeerde dat de registratie in Eurodac correct was en dat het beroep van de eiser ongegrond was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar gedaan en bekendgemaakt op 9 november 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.