ECLI:NL:RBDHA:2018:13569
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en niet-tijdig beslissen op bezwaar
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was ingediend onder de beperking 'arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip'. De aanvraag werd op 2 november 2017 afgewezen en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 8 februari 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Op 3 oktober 2018 trok verweerder het bestreden besluit in, maar eiser verzocht de rechtbank om de behandeling van het beroep aan te houden, wat telefonisch werd afgewezen. Eiser verzocht ook om het beroep mede gericht te achten tegen het niet-tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank constateert dat het bestreden besluit op 3 oktober 2018 is ingetrokken, en dat verweerder aan eiser een aanbod heeft gedaan tot proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht. Aangezien het bestreden besluit is ingetrokken, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen dit besluit, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser, wat leidt tot een gegrond beroep in dat opzicht.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar moet nemen en verbindt hieraan een dwangsom van €100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van €15.000,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van €751,50 en moet het betaalde griffierecht van €170,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar uitgesproken op 13 november 2018.