3.6Conclusie aansprakelijkheid
Primair is [eiseres] aansprakelijk voor de nog verschuldigde loonheffing en omzetbelasting op grond van artikel 34 Invorderingswet 1990.
Subsidiair is [eiseres] aansprakelijk voor de nog verschuldigde loonheffing op grond van artikel 35 Invorderingswet 1990.”
18. Bij de beschikking heeft verweerder eiseres overeenkomstig de bevindingen van het onderzoek als inlener/aannemer aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 respectievelijk artikel 35 IW, artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen en premiebesluiten en artikel 51 van de Zorgverzekeringswet voor de naheffingsaanslagen voor zover deze onbetaald zijn gebleven. De omvang van de aansprakelijkheid van eiseres bedraagt € 660.489. De aansprakelijkheid van eiseres beperkt zich tot de nageheven belasting. In de beschikking heeft verweerder eiseres ook aansprakelijk gesteld voor een bedrag aan rente (p.m.), deze aansprakelijkheid voor de rente heeft verweerder in het verweerschrift teruggenomen.
19. In geschil is of eiseres terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld. Ook is in geschil of verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.
20. Eiseres stelt dat zij ten onrechte aansprakelijk is gesteld voor de naheffingsaanslagen omdat geen sprake is van inlening of van aanneming van werk. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de beschikking.
21. Verweerder is de tegengestelde mening toegedaan en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
De ontbrekende gedingstukken
22. Eiseres heeft bij brief van 31 augustus 2018 gesteld dat verweerder diverse op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten onrechte niet heeft overgelegd. Dit betreft volgens eiseres in ieder geval de volgende stukken:
- naheffingsaanslagen omzetbelasting;
- naheffingsaanslagen loonbelasting;
- informatie over de invordering hiervan (o.a. aanmaningen/dwangbevelen);
- informatie ten aanzien van de bekendmaking van de belastingaanslagen;
- melding betalingsonmacht van 14 juli 2014 door [plaats] BV;
- informatie betreffende verhaalonderzoek [plaats] BV;
- informatie omtrent verhaalonderzoek bestuurder;
- financiële informatie [plaats] BV;
- deelovereenkomsten opdrachtgevers;
- kopieën van de originele (ondertekende) deelrapportages;
- brief van 26 september 2016 van de Inspecteur inzake de omstandigheid dat geen sprake is van uitvoeren van een werk van stoffelijke aard.
23. Ter zitting heeft eiseres, nadat verweerder hierop in zijn pleitnota heeft gereageerd, haar stelling dat verweerder de genoemde stukken ten onrechte niet heeft overgelegd, gehandhaafd behoudens voor zover het betreft de ‘deelovereenkomsten opdrachtgevers’, omdat deze laatste wel al door verweerder waren overgelegd. Voor wat betreft de brief van 26 september 2016 heeft eiseres erkend dat deze brief op de zitting alsnog is overgelegd, maar stelt zij dat deze buiten beschouwing dient te blijven omdat deze niet eerder, volledig, is overgelegd.
24. Voor wat betreft de melding betalingsonmacht door [plaats] BV is geen sprake van een op deze zaak betrekking hebbend stuk omdat een dergelijke melding niet relevant is voor de vraag of een inlener/aannemer op grond van artikel 34 dan wel 35 van de IW aansprakelijk gesteld kan worden. Dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd na die melding betalingsonmacht maakt niet dat, zoals eiseres stelt, het oplopen van de belastingschuld van [plaats] BV (mede) is te wijten aan de ontvanger. Vast staat immers dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd overeenkomstig de bedragen die [plaats] BV volgens haar eigen aangiften daadwerkelijk verschuldigd was.
25. Met betrekking tot de ‘kopieën van de originele (ondertekende) deelrapportages’ heeft verweerder ter zitting verklaard alleen te beschikken over een schriftelijk ondertekende deelrapportage van hoofdopdrachtgever I en dat de overige deelrapportages alleen digitaal voor akkoord getekend zijn. Daarmee is niet komen vast te staan dat verweerder beschikt of heeft beschikt over schriftelijk ondertekende versies daarvan, behoudens het schriftelijk ondertekende exemplaar dat verweerder ter zitting alsnog heeft overgelegd. Voor de overige vier deelrapportages kan derhalve niet worden vastgesteld dat dit gedingstukken zijn die (ten onrechte) niet zijn overgelegd.
26. Verweerder heeft verklaard dat er geen verslaglegging is van het verhaalsonderzoek bij de bestuurder van [plaats] BV. Dienaangaande kan dan ook niet worden gesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gestelde in artikel 8:42 van de Awb. Verder heeft verweerder verklaard dat alle informatie daarover en over de invordering van de naheffingsaanslagen, de verhaalsonderzoeken bij [plaats] BV en de financiële informatie over [plaats] BV waarover hij beschikt, is vermeld in het rapport van het WKA-onderzoek dan wel in het verweerschrift en de bijlagen daarbij dat hij op
25 augustus 2017 aan de rechtbank heeft gezonden. Gesteld noch gebleken is dat deze verklaring onjuist is. Kopieën van hierop betrekking hebbende stukken en van de naheffingsaanslagen en de aanmaningen en dwangbevelen zijn echter niet overgelegd.
27. Het vorenstaande betekent dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verplichting alle stukken van het geding te overleggen. Voor dat geval bepaalt artikel 8:31 van de Awb dat de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen.
28. In het onderwerpelijke geval vindt de rechtbank geen aanleiding enige consequentie te verbinden aan het niet overleggen van de stukken door verweerder. De overige gedingstukken verschaffen voldoende duidelijkheid over het bestaan dan wel de inhoud en strekking van de niet overgelegde stukken. Er bestaat daarom ook geen aanleiding het onderzoek te heropenen om de stukken alsnog bij verweerder op te vragen. Ook verwerpt de rechtbank om die reden de stelling van eiseres dat zij door het ontbreken van de stukken niet in staat is haar verweren nader te concretiseren en daardoor is geschaad in haar procespositie. De rechtbank neemt bij dit alles in aanmerking dat de gemachtigde, die toch al vanaf 16 november 2017 als zodanig bij deze zaak betrokken is, pas voor het eerst in de pleitnota betwist dat de naheffingsaanslagen zijn vastgesteld en bekend gemaakt en de stelling dat de stukken ten onrechte niet zijn overgelegd pas op een zeer laat moment heeft ingenomen. Er zijn reeds meerdere, civielrechtelijke, procedures gevoerd over de aansprakelijkstelling van eiseres, waarbij nimmer is gewezen op het ontbreken van de bewuste stukken en ook niet om overlegging daarvan is verzocht. In die procedures is verder ook niet gesteld dat er geen aanslagen zijn waarvoor aansprakelijk gesteld kon worden. De voormalige gemachtigde van eiseres heeft in het beroepschrift hier evenmin melding van gemaakt. Het schorsen van de behandeling teneinde verweerder alsnog in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen, is onder die omstandigheden in strijd met de goede procesorde. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres noch in haar brief van 31 augustus 2018 noch ter zitting heeft verzocht om overlegging van de ontbrekende stukken. De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om in twijfel te trekken dat de in het WKA-rapport genoemde belastingaanslagen daadwerkelijk zijn vastgesteld en bekendgemaakt en tot de genoemde bedragen onbetaald zijn gebleven of dat de in het WKA-rapport genoemde invorderingsmaatregelen hebben plaatsgevonden.
29. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat eiseres op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste en tweede lid, IW, als doorlener aansprakelijk is voor de naheffingsaanslagen voor zover deze onbetaald zijn gebleven. Daarbij stelt verweerder dat eiseres de door [plaats] BV aan haar ter beschikking gestelde werknemers op haar beurt ter beschikking heeft gesteld aan derden (de hoofdopdrachtgevers) om onder toezicht of leiding van de hoofdopdrachtgevers werkzaam te zijn. Verweerder wijst daarbij ter ondersteuning onder meer op:
- het WKA-rapport;
- de deelrapportages met daarin weergegeven verklaringen van de hoofdopdrachtgevers;
- de mantel/raamovereenkomsten en deelovereenkomsten die zijn gesloten tussen eiseres en de opdrachtgevers;
- de facturen die door eiseres zijn verstrekt aan de opdrachtgevers;
- het feit dat de opdrachtgevers enkel betalingen aan eiseres hebben verricht.
30. De weergave in onderdeel 3.5 van het WKA-rapport sluit aan op hetgeen is vermeld in de deelrapportages en de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de waarheidsgetrouwheid van de deelrapportages. Het enkele feit dat op vier van de vijf deelrapportages niet een schriftelijke handtekening staat, is daartoe onvoldoende omdat bij drie van die vier deelrapportages op de laatste pagina staat vermeld door wie en op welke datum die rapportages zijn getekend. Dat eiseres, zoals zij voor het eerst in de pleitnota stelt, de vragen en antwoorden in de deelrapportages onduidelijk vindt, is evenmin een omstandigheid die de rechtbank aanleiding geeft aan de waarheidsgetrouwheid van de deelrapportages te twijfelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres kennelijk zelf bij het opstellen van het beroepschrift daaraan nog niet twijfelde. In haar beroepschrift verwijst zij immers ter onderbouwing van haar standpunten naar de deelrapportages.
31. Voor de beoordeling of sprake is van leiding of toezicht over de ter beschikking gestelde werknemers in de zin van artikel 34, eerste en tweede lid, IW, is niet relevant of eiseres als doorlener ook zelf enige vorm van toezicht op of leiding over de werknemers is blijven uitoefenen (zie ook HR 8 oktober 2010, nr. 08/03331, ECLI:NL:HR:2010:BN9780). Dat in de “Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders” (de Instructie) onder punt 46.2.3 onder meer is vermeld:“De doorlener is hoofdelijk aansprakelijk naast degene die de betreffende werknemers uiteindelijk onder zijn leiding of toezicht laat werken. Voor de aansprakelijkheid van de doorlener moet hij wel leiding of toezicht uitoefenen over de werknemers”, maakt dat niet anders. Direct aansluitend staat immers ook in de Instructie: “Dit gebeurt als de doorlener zelf de door hem ingeleende arbeidskrachten verdeelt over de bedrijven en ook de soorten werkzaamheden die voor die bedrijven moeten worden verricht.”Uit het feit dat eiseres de overeenkomsten sluit met de hoofdopdrachtgevers waarin onder meer is bepaald welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en eiseres in het kader van die overeenkomsten werknemers inhuurt van [plaats] BV volgt reeds dat van dat laatste sprake is. Zo al gesteld zou kunnen worden dat de Instructie, van voornoemd arrest afwijkend, goedkeurend beleid bevat op grond waarvan de aansprakelijkstelling van een doorlener achterwege blijft indien geen sprake is van leiding of toezicht door de inlener, is aan de voorwaarden van dat beleid in onderhavig geval niet voldaan. 32. Verweerder heeft met wat hij heeft aangevoerd en overgelegd bewijs geleverd voor zijn stellingen dat:
de door [plaats] BV via eiseres aan de hoofdopdrachtgevers ter beschikking gestelde werknemers de werkzaamheden rechtstreeks in opdracht van de opdrachtgevers hebben verricht, zodat sprake is van ‘ter beschikking stellen van werknemers’ in de zin van artikel 34 IW; en
sprake is van leiding of toezicht over de ter beschikking gestelde werknemers door de hoofdopdrachtgevers (de inleners) in de zin van artikel 34 IW.
Dat geldt zowel voor de werknemers die op locatie bij de hoofdopdrachtgevers hebben gewerkt als voor de werknemers die op een andere locatie de werkzaamheden voor de hoofdopdrachtgevers hebben verricht. Op grond van het WKA-rapport en de mede daaraan ten grondslag liggende deelrapportages kan met voldoende zekerheid worden geconcludeerd dat in meer of mindere mate sprake is geweest van leiding óf toezicht op de werknemers van [plaats] BV door de hoofdopdrachtgevers, ook voor zover het de werknemers betreft die op een andere locatie hebben gewerkt. Of deze andere locatie, zoals eiseres stelt, louter en alleen bij [plaats] BV was of, zoals verweerder stelt, (ook) bij eiseres laat de rechtbank daarom in het midden. Uit de door verweerder overgelegde stukken volgt dat de werkzaamheden die door de werknemers van [plaats] BV voor de hoofdopdrachtgevers werden verricht, steeds ook werden verricht door eigen werknemers van de hoofdopdrachtgevers en dat de werknemers van [plaats] BV veelal verplicht waren gebruik te maken van de computersystemen van de opdrachtgevers.
33. Het is aan eiseres om het door verweerder geleverde bewijs te ontkrachten dat
1) met betrekking tot al de via eiseres ingezette werknemers van [plaats] BV sprake is geweest van het ter beschikking stellen van de werknemers van [plaats] BV aan de hoofdopdrachtgevers en 2) sprake is geweest van leiding of toezicht over de ter beschikking gestelde werknemers door de hoofdopdrachtgevers. Eiseres is daarin niet geslaagd.
34. In wat eiseres heeft aangevoerd en overgelegd, vindt de rechtbank, afgezet tegen wat verweerder heeft aangevoerd en overgelegd, onvoldoende bewijs voor de stelling van eiseres dat geen sprake is geweest van het ter beschikking stellen van de werknemers aan de hoofdopdrachtgevers. Eiseres heeft dit onvoldoende geconcretiseerd en, wat meer wringt, niet met voldoende (schriftelijke) bewijsmiddelen onderbouwd.
35. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiseres dat, anders dan de hoofdopdrachtgevers hebben verklaard, leiding en toezicht over de werknemers niet door de hoofdopdrachtgevers maar door [plaats] BV werd uitgeoefend. Eiseres stelt weliswaar dat het betreffende personeel, zeker voor zover het de werknemers die op een andere locatie dan bij de hoofdopdrachtgevers werkten betreft, onder leiding en toezicht van [plaats] BV werkten, maar de rechtbank vindt in wat eiseres heeft aangevoerd en overgelegd hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij klemt temeer dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat leiding en toezicht bij [plaats] BV lagen en door haar zijn uitgeoefend. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat eiseres, behoudens het overleggen van enkele (deel)overeenkomsten tussen haar en de hoofdopdrachtgevers, die overigens ook reeds eerder in de procedure door verweerder zijn ingebracht, geen stukken heeft verstrekt op grond waarvan enige duidelijkheid kan worden verkregen over de precieze onderlinge rechtsverhoudingen tussen eiseres, [plaats] BV en de hoofdopdrachtgevers. In ieder geval heeft zij niets overlegd dat betrekking heeft op de rechtsverhouding en afspraken tussen eiseres en [plaats] BV. Dit terwijl eiseres daartoe wel de meest gerede partij is. Immers, van eiseres mag worden verwacht dat zij als contractspartij beschikt over alle relevante informatie, overeenkomsten en stukken.
36. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat de werknemers van [plaats] BV werkzaamheden hebben verricht die van een dusdanige specialistische aard zijn dat de opdrachtgever geen inhoudelijke aanwijzingen kon geven over de wijze waarop die werkzaamheden moesten worden verricht. Immers, zoals blijkt uit het WKA-rapport en de deelrapportages, werden de bewuste werkzaamheden steeds ook door eigen werknemers van de hoofdopdrachtgevers verricht. Daaruit volgt dat bij de hoofdopdrachtgevers de voor leiding of toezicht benodigde kennis aanwezig was.
37. Ook in alles wat eiseres overigens heeft aangevoerd, vindt de rechtbank, afgezet tegen het door verweerder aangedragen bewijs, onvoldoende steun voor de conclusie dat verweerder ten onrechte ervan is uitgegaan dat is voldaan aan de vereisten voor de aansprakelijkstelling op grond van artikel 34, eerste en tweede lid, IW.
38. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht er van is uitgegaan dat met betrekking tot alle werknemers sprake is van inlening van personeel in de zin van artikel
34 IW, waarbij eiseres kwalificeert als doorlener in de zin van artikel 34, tweede lid, onder a, IW. Verweerder heeft eiseres daarom aansprakelijk mogen stellen voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen. Anders dan eiseres acht de rechtbank daarbij, gelet ook op alles wat hiervoor is overwogen, niet van belang dat verweerder de aansprakelijkstelling niet per werknemer heeft uitgesplitst, onder meer voor wat betreft de locatie van het werk en de gebruikte tarieven. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar in de pleitnota opgenomen stelling dat niet aannemelijk is gemaakt dat de naheffingsaanslagen uitsluitend betrekking hebben op de werknemers die voor de hoofdopdrachtgevers werkzaamheden hebben verricht. Uit het WKA-rapport blijkt dat [plaats] BV uitsluitend bankbetalingen ontving van eiseres, zodat niet aannemelijk is dat de verschuldigde belasting betrekking heeft op andere werknemers dan door eiseres zijn ingehuurd ten behoeve van de werkzaamheden bij de hoofdopdrachtgevers. Eiseres heeft verder niet gesteld noch aannemelijk gemaakt dat zij voor de werkzaamheden bij de hoofdopdrachtgevers ook bij anderen arbeidskrachten heeft ingehuurd. De deelrapportages kunnen dan ook uitsluitend betrekking hebben op de arbeidskrachten die eiseres heeft ingehuurd bij [plaats] BV. Het voorgaande brengt mee dat hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over artikel 35 IW en de daarmee samenhangende brief van 26 september 2016 geen behandeling behoeft.
39. De rechtbank acht het bedrag van de aansprakelijkstelling op grond van artikel
34 IW juist. Het bedrag van € 660.489 is met het WKA-rapport voldoende onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan wat in dit verband is weergegeven in het WKA-rapport, daaronder mede begrepen de bij het WKA-rapport gevoegde berekeningen van de aansprakelijkheid (bijlagen 1a en 1b bij het WKA-rapport) en acht deze berekeningen ook voldoende duidelijk. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar stelling dat de berekeningen onvoldoende duidelijk zijn en daarmee onvoldoende zijn gemotiveerd, nog daargelaten dat eiseres deze stelling te laat, namelijk pas ter zitting, heeft ingenomen. Evenmin bieden de gedingstukken aanleiding er aan te twijfelen dat met eventuele stortingen op de g-rekeningen van eiseres of [plaats] BV voldoende rekening is gehouden. Dat sprake zou zijn van overige stortingen op de g-rekeningen dan waar verweerder reeds rekening mee heeft gehouden, is gesteld noch gebleken.
40. Eiseres heeft ter zitting ook nog gesteld dat de beschikking onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet, reeds omdat bij de beschikking een afschrift van het WKA-rapport is overgelegd waarop de aansprakelijkstelling en de berekening daarvan zijn gebaseerd.
41. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
42. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.