ECLI:NL:RBDHA:2018:13452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
C/09/561163/ KG RK 18-1431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en wrakingsverbod wegens misbruik in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker had eerder aanhoudings- en uitstelverzoeken ingediend, maar heeft zijn huidige aanhoudingsverzoek niet onderbouwd met bewijsstukken. Hierdoor was het niet aannemelijk dat verzoeker wegens ziekte niet ter zitting kon verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. Verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend op 8 oktober 2018, kort voor de zitting, en had geen gegronde redenen aangevoerd voor de wraking van mr. E. Kouwenhoven, de rechter in deze zaak. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte om de procedure te frustreren, gezien zijn eerdere wrakingsverzoeken die ook niet waren gehonoreerd. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingsnummer: 2018/67
zaak- /rekestnummer: C/09/561163 / KG RK 18/1431
Beslissing van 8 november 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Kouwenhoven,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen kantoor Haaglanden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 oktober 2018;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 29 oktober 2018 zijn verschenen:
- de rechter mr. E. Kouwenhoven;
- de belanghebbende, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
Verzoeker is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met het nummer
SGR 18/2918 tussen verzoeker en de belanghebbende.
Op 14 september 2018 is per aangetekende post een oproep aan verzoeker verzonden voor een zitting op 8 oktober 2018 te 14.00 uur. Op 3 oktober 2018 is deze oproep per gewone post aan verzoeker verzonden, aangezien de aangetekende brief niet is opgehaald door verzoeker.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 8 oktober 2018 te 13.33 uur de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens voornoemd e-mailbericht het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De rechter is ambtshalve bekend dat, bij niet thuis zijn, aangetekende brieven door Post.nl zonder meldingen retour aan de afzender worden gestuurd. Door op 3 oktober 2018 verzoeker per gewone post op te roepen voor een zitting van 8 oktober 2018, terwijl de rechter reeds bekend was dat verzoeker vanwege een huwelijksfeest in Portugal pas op 8 oktober 2018 terug zou komen, heeft de rechter het recht van verzoeker op een eerlijk proces geschonden. Voorts kan verzoeker door deze gang van zakengeen nieuwe stukken meer inbrengen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek schriftelijk gereageerd.
2.4
Op zondag 28 oktober 2018 te 15.37 uur heeft verzoeker een e-mailbericht aan de wrakingskamer gestuurd waarin hij verzoekt de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden voor tien dagen wegens hevige hooikoortsaanvallen, griep en koorts.

3.De beoordeling

3.1.
Ten aanzien van het verzoek tot aanhouding overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat verzoeker eerder aanhoudings- en uitstelverzoeken heeft ingediend waarop is beslist. Dit maakt dat van hem mag worden verwacht dat hij zijn aanhoudingsverzoek op enigerlei wijze onderbouwt met bewijsstukken. Nu verzoeker geen onderbouwing heeft aangeleverd, is het onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker wegens ziekte niet ter zitting van de wrakingskamer kan verschijnen. Het verzoek tot aanhouding wordt daarom afgewezen.
3.2
Met betrekking tot het verzoek tot wraking van de rechter overweegt de wrakingskamer het navolgende.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
De wrakingskamer ziet in de door verzoeker geschetste gang van zaken met betrekking tot de planning van de zitting op 8 oktober 2018 en het oproepen van verzoeker voor deze zitting, geen enkele aanleiding om aan te nemen dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer overweegt daartoe dat verzoeker reeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij de planning van de zitting van 8 oktober 2018 geen rekening is gehouden met het huwelijk van zijn dochter in Portugal. Integendeel, omdat op een door verzoeker overgelegd bewijsstuk staat vermeld dat het huwelijk van zijn dochter op 29 september 2018 in Portugal zal plaatsvinden, is de zitting in oktober 2018 gepland. Voorts is niet gebleken dat bij het oproepen van verzoeker voor de zitting van 8 oktober 2018 niet de juiste procedure is gevolgd. De oproep is zowel per aangetekende als gewone post aan verzoeker verzonden.
3.4
Het verzoek tot wraking wordt derhalve afgewezen.
3.5
De wrakingskamer constateert dat het wrakingsverzoek op 8 oktober 2018 te 13.33 uur per e-mailbericht aan de wrakingskamer is verzonden, terwijl de zitting in de hoofdzaak op die dag om 14.00 uur stond gepland. Dit is de tweede keer dat verzoeker – zeer kort voor de behandeling van de hoofdzaak – een wrakingsverzoek heeft ingediend. Het risico dat daardoor de behandelende rechter niet op tijd bekend is met het wrakingsverzoek en daarom de behandeling van de hoofdzaak voortzet, komt voor rekening van verzoeker. Nu er voor de rechter op de zitting van 8 oktober 2018 geen aanleiding bestond de behandeling geen doorgang te laten vinden, zal de wrakingskamer bepalen dat de procedure in de hoofdzaak wordt voorgezet in de stand waarin die zich
thansbevindt.
3.6
Verzoeker heeft in deze zaak reeds een eerder wrakingsverzoek gedaan en ambtshalve is de wrakingskamer bekend dat verzoeker ook in andere procedures regelmatig wrakinsgverzoeken heeft ingediend. Geen van alle verzoeken zijn gehonoreerd en zij ontberen vaak iedere feitelijke onderbouwing. Deze wrakingsverzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven en kennelijk met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich thans bevindt;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• verweerder in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mr. G.P. Verbeek, voorzitter, mr. P.M.E. Bernini en mr. O.M. Harms, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in openbaar uitgesproken op 8 november 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.