ECLI:NL:RBDHA:2018:13430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële bijdrage voor advocaten en de rechtsgeldigheid van de indeling in categorieën

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een advocaat, en de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten. Eiseres was op 1 januari 2018 ingeschreven op het tableau van de NOvA, maar werd op 21 januari 2018 geschrapt. De Raad had op 26 januari 2018 een financiële bijdrage van € 720 vastgesteld voor het jaar 2018, waarbij eiseres in categorie 1 was ingedeeld. Eiseres maakte bezwaar tegen deze indeling en stelde dat zij niet redelijkerwijs de bijdrage verschuldigd was, omdat zij had aangegeven de advocatuur te willen verlaten en zich uit te schrijven. Ze voerde aan dat de regelgeving niet vereiste dat de uitschrijving via 'MijnOrde' moest plaatsvinden en dat haar persoonlijke omstandigheden een reden waren om de bijdrage te matigen.

De rechtbank overwoog dat eiseres op de datum van inschrijving de bijdrage volledig verschuldigd was en dat er geen beleidsvrijheid was voor de Raad om een ander bedrag vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van onredelijke hardheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiseres op de hoogte was van de procedure voor uitschrijving en dat haar verzuim om dit te doen voor haar rekening en risico kwam. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/2273

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

en

De algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, verweerder.

(gemachtigde mr. M.E. Veenboer)

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij voor de financiële bijdrage 2018 is ingedeeld in categorie 1.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.E. Veenboer.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres stond op 1 januari 2018 ingeschreven als advocaat op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).
2. Eiseres is op 21 januari 2018 geschrapt van het tableau.
3. Bij beschikking van 26 januari 2018 is door verweerder ten aanzien van eiseres een financiële bijdrage 2018 vastgesteld van € 720.

Geschil4. In geschil is of ten aanzien eiseres terecht voor het jaar 2018 een financiële bijdrage is vastgesteld. Eiseres stelt dat zij de Haagse Orde van Advocaten en de Raad voor de rechtsbijstand heeft bericht dat zij voornemens was de advocatuur per 1 januari 2018 te verlaten en dat zij zich per die datum wilde uitschrijven van het tableau. Vanwege persoonlijke omstandigheden kwam het niet bij eiseres op dat het schrappingsverzoek via ‘MijnOrde’ moest plaatsvinden. Eiseres acht het niet redelijk dat de Orde de bijdrage van haar vordert. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Eiseres stelt voorts dat regelgeving ontbreekt dat schrapping van het tableau moet plaatsvinden via ‘MijnOrde’. Eiseres verzoekt op gronden van redelijkheid en billijkheid de financiële bijdrage te matigen.

Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken en stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
5. Artikel 2.26 van de Verordening op de advocatuur luidt:
Verschuldigdheid financiële bijdrage
De advocaat die op 1 januari van enig jaar op het tableau staat ingeschreven, is voor dat jaar de financiële bijdrage ten volle verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.
6. Vast staat dat eiseres per 1 januari 2018 stond ingeschreven. Gelet op bovenstaande dwingendrechtelijk bepaling was eiseres de voor dat jaar vastgestelde financiële bijdrage ten volle verschuldigd. Nu door eiseres voorts is erkend dat zij in principe de bijdrage voor categorie 1 verschuldigd was, was er voor verweerder geen beleidsvrijheid om een ander bedrag dan € 720 in rekening te brengen.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat om redenen van redelijkheid en billijkheid de bijdrage gematigd zou moeten worden. Eiseres wijst daarbij op problemen van persoonlijke aard die zij in de periode voor 1 januari 2018 had. Naar de rechtbank begrijpt doet eiseres met het door haar gestelde een beroep op toepassing van de hardheidsclausule. Dit beroep kan reeds hierom niet slagen nu in de betreffende regelgeving met betrekking tot de financiële bijdrage geen hardheidsbepaling is opgenomen. Daarbij komt dat de gestelde omstandigheden niet van dien aard zijn dat van een onredelijke hardheid sprake is.
8. Hetgeen eiseres verder nog heeft aangevoerd kan niet leiden tot het oordeel dat aan haar geen financiële bijdrage over 2018 had mogen worden opgelegd.
Verweerder heeft op 24 augustus 2017 een email aan eiseres gestuurd als reactie op haar verzoek om uitschrijving. Daarin wordt meegedeeld dat eiseres met behulp van haar advocatenpas moet inloggen in “MijnOrde” om deze wijzigingen door te geven. Dat eiseres haar mail niet heeft gelezen omdat zij een periode in het buitenland verbleef moet voor haar rekening en risico blijven. Daarbij komt dat, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, begin december 2017 aan elke advocaat een brief is verzonden waarin de (wijze van) beëindiging van de inschrijving ter sprake kwam.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.