ECLI:NL:RBDHA:2018:13382
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Armeense nationaliteit bezittende man, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Frankrijk en Duitsland en was met een Italiaans Schengenvisum naar Italië gereisd.
Tijdens de zitting werd door de rechtbank vastgesteld dat er geen reden was om aan de verantwoordelijkheid van Italië te twijfelen, ondanks het ontbreken van brondocumenten die een eerder claimakkoord bevestigden. De rechtbank oordeelde dat Italië op 5 juli 2018 opnieuw had ingestemd met de overname van eiser, wat de conclusie van de verweerder ondersteunde. Eiser had ook een vrees geuit voor het Armeense afperscircuit in Italië, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk problemen zou ondervinden in Italië of dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen beschermen.
Daarnaast had eiser gesteld dat zijn vrouw en drie kinderen in Frankrijk verbleven en daar een asielstatus hadden, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet had kunnen onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd mondeling gedaan en is openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.