ECLI:NL:RBDHA:2018:13367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
NL18.18133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Kazachse nationaliteit houder, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser had eerder op 6 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Tsjechië als verantwoordelijke lidstaat was aangewezen. Eiser heeft in het verleden al vijf keer zonder succes asiel aangevraagd in Tsjechië, dat heeft ingestemd met de terugname van eiser.

Tijdens de zitting op 1 november 2018, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft overwogen dat Tsjechië gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de asielaanvraag van eiser daar niet inhoudelijk behandeld zal worden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vreest voor een schending van zijn rechten bij terugzending naar Tsjechië, ook niet op basis van zijn medische situatie. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18133
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen tot op zijn beroep is beslist (NL18.18134).
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.18134, plaatsgevonden op 1 november 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Kazachse nationaliteit. Zijn asielaanvraag van 6 mei 2018 is niet in behandeling genomen onder de overweging dat Tsjechië de verantwoordelijke lidstaat is op grond van de Dublinverordening [1] .
2. Vaststaat dat eiser in Tsjechië reeds vijf maal zonder succes een asielverzoek heeft gedaan en dat Tsjechië op basis daarvan de verantwoordelijkheid voor de terugname van eiser heeft aanvaard.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest zonder inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag door Tsjechië te zullen worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst, waar hij stelt te vrezen voor zijn leven.
4. Verweerder heeft terecht overwogen dat Tsjechië gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen. Zeker nu Tsjechië heeft ingestemd met de terugname van eiser moet ervan uit worden gegaan dat de asielaanvraag met inachtneming van die richtlijnen zal worden behandeld. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij desondanks te vrezen heeft voor réfoulement. Voor zover hij zich in dit verband heeft beroepen op zijn medische situatie heeft eiser niet onderbouwd dat die bij overdracht aan Tsjechië zal leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM [2] .
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 1 november 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.