Geschil6. In geschil is of verweerder terecht geen voorschot zorgtoeslag 2017 heeft toegekend over de periode 1 april tot en met 31 augustus 2017. Niet in geschil is dat de partner de toeslagpartner van eiser is in de zin van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir). Tevens zijn de verblijftitelcodes zoals geregistreerd in het BRP niet in geschil.
7. Eiser stelt dat de partner niet verzekeringsplichtig was met ingang van 1 april 2017 aangezien zij niet beschikte over een verblijfsdocument. De IND heeft door de afgifte van een verblijfsdocument per 23 februari 2018 bepaald dat haar verblijf pas per die datum rechtmatig was. In Nederland is er geen verzekeringsplicht voor personen die niet rechtmatig in Nederland verblijven. Het CAK heeft na hun verhuizing van Duitsland naar Nederland de ziektekostenverzekering voor de partner stopgezet. Doordat het CAK dit niet tijdig aan hem heeft doorgegeven was de partner, totdat zij werd bijgeschreven op zijn polis per 3 augustus 2017, niet verzekerd voor ziektekosten. Het is onterecht dat verweerder door toedoen van een andere overheidsorganisatie, het CAK, hem geen zorgtoeslag toekent over de maanden april tot en met augustus 2017.
8. Verweerder stelt dat terecht geen voorschot zorgtoeslag over de maanden april tot en met augustus 2017 aan eiser is toegekend. De partner heeft op 30 maart 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 ingediend en had op grond hiervan een rechtmatig verblijf in Nederland per die datum. Hierdoor bestond er ook een verzekeringsplicht voor de partner van eiser als bedoeld in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
9. Artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaalt voor zover van belang:
“De Vreemdeling heeft in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf:
(…)
e. als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
f. in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, terwijl bij of krachtens deze wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist;
10. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Vw zijn de aanspraken van de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in overeenstemming met de aard van het verblijf. Ingevolge artikel 11, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw kan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aanspraken maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, indien hij rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l.
Op grond van artikel 11, tweede lid onder b, van de Vw kan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aanspraken maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, indien hij rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h, en een aanspraak wordt toegekend bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, dan wel bij of krachtens een ander wettelijk voorschrift, waarin aanspraken van deze vreemdelingen zijn neergelegd.
11. Indien sprake is van artikel 11, tweede lid, onder a, Vw bepaalt artikel 2, vijfde lid, van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt) vervolgens dat een verzekerde met een partner die niet heeft voldaan aan de voor hem op grond van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) geldende verplichting zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren, geen aanspraak heeft op een zorgtoeslag.
12. Artikel 2, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat degene die ingevolge de Wet langdurige zorg (Wlz) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtsens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw.
13. Uitgaande van de niet in geschil zijnde verblijftitelcodes die door de IND zijn verstrekt en verwerkt in het BRP, verbleef de partner in eerste instantie in de periode van 30 maart 2017 tot en met 16 oktober 2017 rechtmatig in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw. Gesteld noch gebleken is dat werd voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 11, tweede lid, van de Vw. Er was zodoende in deze instantie geen recht op zorgtoeslag. Een verplichting om een zorgverzekering af te sluiten is hierbij verder niet aan de orde.
Verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder e, Vw.
14. Uit de gegevens die door de IND zijn verstrekt aan het BRP blijkt vervolgens dat op 16 oktober 2017 de verblijfstitel van de partner met terugwerkende kracht is gewijzigd in een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, Vw . Bij een dergelijke rechtmatige verblijfstitel heeft te gelden dat de partner op grond van artikel 11, tweede lid, onder a, aanspraak kan maken op voorziening, verstrekkingen en uitkeringen, mits de partner is verzekerd bij een zorgverzekering.
15. Dit betekent in onderhavige situatie dat op de partner, uitgaande van de terugwerkende kracht van de wijziging van de verblijfstitel, de verplichting rustte zich krachtens een zorgverzekering te (laten) verzekeren vanaf eind maart 2017. Niet in geschil is dat de partner deze verzekering niet had in de periode van 30 maart tot 3 augustus 2017. Naar het oordeel van de rechtbank mag eiser dit niet worden tegen geworpen. Eiser kon immers in de periode van 31 maart 2017 tot en met 16 oktober 2017 nog geen wetenschap hebben van de (latere) wijziging van de verblijfstitelcode met terugwerkende kracht waardoor – eveneens met terugwerkende kracht - een verzekeringsplicht is ontstaan. Dat eiser om andere redenen begin augustus 2017 een verzekering heeft afgesloten, brengt hierin geen verandering. Verweerder heeft derhalve ten onrechte geen voorschot zorgtoeslag 2017 over de periode april tot en met augustus 2017 aan eiser toegekend.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd. Aangezien met hetgeen hiervoor is overwogen rechtens nog slechts één beslissing genomen kan worden, namelijk dat eiser (naast de reeds aan hem toegekende zorgtoeslag 2017) over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 recht heeft op een zorgtoeslag van € 88 per maand, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien de zorgtoeslag 2017 voor eiser vaststellen op € 1384.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.