ECLI:NL:RBDHA:2018:13342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning zorgtoeslag 2017 en verzekeringsplicht van de partner na verhuizing naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van zorgtoeslag aan eiser voor het jaar 2017. Eiser en zijn partner zijn eind maart 2017 vanuit Duitsland naar Nederland verhuisd. De kern van het geschil betreft de vraag of verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, terecht geen voorschot zorgtoeslag heeft toegekend over de periode van 1 april tot en met 31 augustus 2017. Eiser stelt dat zijn partner niet verzekeringsplichtig was vanaf 1 april 2017, terwijl verweerder van mening is dat de zorgtoeslag terecht is geweigerd omdat de partner gedurende deze periode niet zorgverzekerd was.

De rechtbank oordeelt dat, uitgaande van de terugwerkende kracht van de wijziging van de verblijfstitel van de partner, de verplichting bestond om zich te laten verzekeren. Eiser kon echter niet worden tegengeworpen dat zijn partner in de periode van 30 maart 2017 tot 3 augustus 2017 geen zorgverzekering had, omdat hij niet op de hoogte was van de wijziging van de verblijfstitel met terugwerkende kracht. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond en vernietigt het besluit van verweerder. Eiser heeft recht op zorgtoeslag van € 88 per maand over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1384.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/412

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 21 augustus 2017 heeft verweerder het voorschot zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2017 (zorgtoeslag 2017) herzien tot een bedrag van € 267.
Eiser heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij beschikking van 22 oktober 2017 is het voorschot zorgtoeslag 2017 herzien tot een bedrag van € 1.033.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 6 december 2017 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op
13 april 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. D.W.L.M. van Veldhuizen.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Tussen partijen en de rechtbank heeft een briefwisseling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 18 september 2018 gesloten en, met instemming van partijen, bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven.

Overwegingen

Feiten
1. Aan eiser is met dagtekening 28 december 2016 een voorschot zorgtoeslag 2017 toegekend van € 1.066.
2. Eiser en zijn partner (de partner) zijn eind maart 2017 verhuisd, vanuit Duitsland, naar Nederland. Per 30 maart 2017 staan eiser en de partner en hun minderjarige kind op hetzelfde adres ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) te [plaats]. In de BRP staat vermeld, gebaseerd op de door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) verstrekte gegevens, dat de partner in de periode van 30 maart 2017 tot en met 16 oktober 2017 een verblijfstitelcode had van 31 (naar de rechtbank begrijpt: een verblijfstitel op grond van artikel 8, onder f en h, in procedure voor vergunning artikel 14 Vreemdelingenwet 2000 en in geval van de partner dus onder f). Op 16 oktober is deze code met terugwerkende kracht gewijzigd in code 30 (naar de rechtbank begrijpt: een verblijfstitel op grond van artikel 8, onder e, toetsing aan het gemeenschapsrecht, arbeid
vrij Vreemdelingenwet 2000).
3. Met ingang van 3 augustus 2017 heeft eiser de partner laten bijschrijven op zijn ziektekostenverzekering, omdat eiser toen heeft vernomen dat de partner nergens anders (meer) verzekerd was.
4. Met dagtekening 21 augustus 2017 heeft verweerder het voorschot zorgtoeslag 2017 herzien tot een bedrag van € 267. Hierbij is vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 geen zorgtoeslag aan eiser toegekend.
5. Bij beslissing op bezwaar van 6 december 2017 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder stelt dat eiser over de periode 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 geen recht heeft op zorgtoeslag aangezien de partner gedurende die periode niet zorgverzekerd was.

Geschil6. In geschil is of verweerder terecht geen voorschot zorgtoeslag 2017 heeft toegekend over de periode 1 april tot en met 31 augustus 2017. Niet in geschil is dat de partner de toeslagpartner van eiser is in de zin van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir). Tevens zijn de verblijftitelcodes zoals geregistreerd in het BRP niet in geschil.

7. Eiser stelt dat de partner niet verzekeringsplichtig was met ingang van 1 april 2017 aangezien zij niet beschikte over een verblijfsdocument. De IND heeft door de afgifte van een verblijfsdocument per 23 februari 2018 bepaald dat haar verblijf pas per die datum rechtmatig was. In Nederland is er geen verzekeringsplicht voor personen die niet rechtmatig in Nederland verblijven. Het CAK heeft na hun verhuizing van Duitsland naar Nederland de ziektekostenverzekering voor de partner stopgezet. Doordat het CAK dit niet tijdig aan hem heeft doorgegeven was de partner, totdat zij werd bijgeschreven op zijn polis per 3 augustus 2017, niet verzekerd voor ziektekosten. Het is onterecht dat verweerder door toedoen van een andere overheidsorganisatie, het CAK, hem geen zorgtoeslag toekent over de maanden april tot en met augustus 2017.
8. Verweerder stelt dat terecht geen voorschot zorgtoeslag over de maanden april tot en met augustus 2017 aan eiser is toegekend. De partner heeft op 30 maart 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 ingediend en had op grond hiervan een rechtmatig verblijf in Nederland per die datum. Hierdoor bestond er ook een verzekeringsplicht voor de partner van eiser als bedoeld in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
9. Artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaalt voor zover van belang:
“De Vreemdeling heeft in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf:
(…)
e. als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
f. in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, terwijl bij of krachtens deze wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist;
(…)”.
10. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Vw zijn de aanspraken van de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in overeenstemming met de aard van het verblijf. Ingevolge artikel 11, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw kan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aanspraken maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, indien hij rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l.
Op grond van artikel 11, tweede lid onder b, van de Vw kan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aanspraken maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, indien hij rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h, en een aanspraak wordt toegekend bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, dan wel bij of krachtens een ander wettelijk voorschrift, waarin aanspraken van deze vreemdelingen zijn neergelegd.
11. Indien sprake is van artikel 11, tweede lid, onder a, Vw bepaalt artikel 2, vijfde lid, van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt) vervolgens dat een verzekerde met een partner die niet heeft voldaan aan de voor hem op grond van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) geldende verplichting zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren, geen aanspraak heeft op een zorgtoeslag.
12. Artikel 2, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat degene die ingevolge de Wet langdurige zorg (Wlz) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtsens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw.
13. Uitgaande van de niet in geschil zijnde verblijftitelcodes die door de IND zijn verstrekt en verwerkt in het BRP, verbleef de partner in eerste instantie in de periode van 30 maart 2017 tot en met 16 oktober 2017 rechtmatig in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw. Gesteld noch gebleken is dat werd voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 11, tweede lid, van de Vw. Er was zodoende in deze instantie geen recht op zorgtoeslag. Een verplichting om een zorgverzekering af te sluiten is hierbij verder niet aan de orde.
Verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder e, Vw.
14. Uit de gegevens die door de IND zijn verstrekt aan het BRP blijkt vervolgens dat op 16 oktober 2017 de verblijfstitel van de partner met terugwerkende kracht is gewijzigd in een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, Vw . Bij een dergelijke rechtmatige verblijfstitel heeft te gelden dat de partner op grond van artikel 11, tweede lid, onder a, aanspraak kan maken op voorziening, verstrekkingen en uitkeringen, mits de partner is verzekerd bij een zorgverzekering.
15. Dit betekent in onderhavige situatie dat op de partner, uitgaande van de terugwerkende kracht van de wijziging van de verblijfstitel, de verplichting rustte zich krachtens een zorgverzekering te (laten) verzekeren vanaf eind maart 2017. Niet in geschil is dat de partner deze verzekering niet had in de periode van 30 maart tot 3 augustus 2017. Naar het oordeel van de rechtbank mag eiser dit niet worden tegen geworpen. Eiser kon immers in de periode van 31 maart 2017 tot en met 16 oktober 2017 nog geen wetenschap hebben van de (latere) wijziging van de verblijfstitelcode met terugwerkende kracht waardoor – eveneens met terugwerkende kracht - een verzekeringsplicht is ontstaan. Dat eiser om andere redenen begin augustus 2017 een verzekering heeft afgesloten, brengt hierin geen verandering. Verweerder heeft derhalve ten onrechte geen voorschot zorgtoeslag 2017 over de periode april tot en met augustus 2017 aan eiser toegekend.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd. Aangezien met hetgeen hiervoor is overwogen rechtens nog slechts één beslissing genomen kan worden, namelijk dat eiser (naast de reeds aan hem toegekende zorgtoeslag 2017) over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 recht heeft op een zorgtoeslag van € 88 per maand, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien de zorgtoeslag 2017 voor eiser vaststellen op € 1384.
Proceskosten
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • herroept het besluit van 21 augustus 2017 en 22 oktober 2017;
  • stelt het voorschot zorgtoeslag 2017 vast op € 1384;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en
mr. E. Kouwenhoven en mr. D.M. Drok, leden, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)