Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- de beschikking van 19 oktober 2018 van de rechter-commissaris;
- het beroepschrift ex artikel 67 Faillissementswet (hierna: Fw) van 23 oktober 2018 van [appellante], met producties;
- de zienswijze van de rechter-commissaris van 25 oktober 2018.
2.De feiten
Hierbij bericht ik u uw bieding van € 407.000,00 plus BTW te accepteren, onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring rechter-commissaris, waar ik zojuist om heb verzocht.”
Verder speelt dat een andere partij zich op het standpunt stelt dat zij nog niet in de gelegenheid is gesteld om een schriftelijk bod uit te brengen, hetwelk vandaag zou gebeuren. […]. Ik had daarvoor het tijdstip van 12:00 uur vandaag in mijn hoofd, maar deze partij meent dat dit tijdstip niet genoemd is in het overleg gevoerd ter plaatse. Die gebleken onduidelijkheid acht de rechter-commissaris ongelukkig maar laat zich wel eenvoudig herstellen door aan alle bieders een nieuwe termijn te stellen voor een uiterst bod.” Er is een nieuwe termijn gesteld en een derde partij heeft een hoger bod uitgebracht dan [appellante] .
3.Het beroep en de standpunten van partijen
4.De beoordeling
een ondergeschikt puntwordt beschouwd
,waarop
de rechter-commissaris een discretionaire bevoegdheid zou moeten hebben(Van der Feltz, Geschiedenis van de Faillissementswet II, p. 231).
komt het recht van hoger beroep uitsluitend toe aan twee categorieën belanghebbenden die dienen te worden aangemerkt als ‘partij’ bij de beschikking, te weten diegene die - behorend tot één van de in art. 69 genoemde categorieën - het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan en degene tot wie de beschikking is gericht.Naar het oordeel van de rechtbank behoort [appellante] tot de tweede categorie. Immers, [appellante] heeft met de curator een overeenkomst gesloten, die enkel nog afhankelijk was van de opschortende voorwaarde van toestemming van de rechter-commissaris. De beslissing van de rechter-commissaris om de toestemming te onthouden richt zich derhalve rechtstreeks tot [appellante] , die door die beslissing haar overeenkomst met de curator en daarmee haar wens om de activa van [schuldenares] B.V. tegen een bepaalde prijs te kunnen verwerven gefrustreerd zag. In die zin is [appellante] in haar verzoek ontvankelijk.